Een schrijnend contrast

Een schrijnend contrast

Als lezer van deze blogs weet u dat het middel veel erger kan zijn dan de kwaal. Misschien omdat u dat zelf is overkomen, en anders omdat u de verhalen kent. Zelf spreek ik uit ervaring. Op dit moment gebruik ik al bijna zes jaar geen psychofarmaca meer. Toch ben ik er nog steeds niet van los door de open zenuw die ik kreeg voor alles wat met psychofarmaca samenhangt. Zo kwam het dat ik in oktober 2022 een pijnlijke ontdekking deed. Op het allerhoogste niveau blijkt de gezondheidszorg met twee maten te meten. Daarover gaat dit blog. Over dat schrijnende contrast.

Op een dag in 2007 schreef mijn huisarts een recept voor het antidepressivum Nortrilen. Niet omdat ik depressief was, zeker niet, maar omdat ik vroeg of zij een hulpmiddel wist bij stoppen met roken. Ik was 47 en had nooit eerder een psychofarmacon gebruikt. Een kleine drie weken later verwees dezelfde huisarts me naar de spoedeisende psychiatrie, waar een psychose NAO (niet anders omschreven) werd vastgesteld. Ik mocht naar huis, naar mijn drie tieners, want de wanen waren niet zodanig dat ik gevaar opleverde voor mijzelf of voor mijn omgeving. Later die middag belde mijn huisarts: in opdracht van de psychiater gaf ze nog even door dat ik met de Nortrilen moest stoppen. Was dat nou maar alles geweest! Had nou maar even afgewacht wat het effect van stoppen zou zijn! Maar in plaats daarvan was ik door de psychiater naar huis gestuurd met een recept voor het antipsychoticum olanzapine (Zyprexa). Na twee maanden olanzapine begon ik depressief te worden. Sinds 2017 weet ik dat olanzapine als vaak voorkomende bijwerking depressie heeft (10%, oplopend tot 18%, drugs.com). Maar de psychiater, die verantwoordelijk voor mij was wist dat niet. In plaats van de olanzapine af te bouwen en te stoppen, besloot ze, naast de olanzapine, antidepressiva en een stemmingsstabilisator in te zetten. Niets hielp.

Een jaar nadat mijn huisarts de Nortrilen had voorgeschreven was ik verworden tot een onherkenbaar depressief persoon en veranderd in een vaste cliënt van de ambulante SGGZ. Omdat ‘mijn’ instelling zich geen raad wist met de depressiviteit, werd ik naar een andere instelling verwezen met de vraag om advies. Die andere instelling velde, tijdens een eenmalig  consult, het vonnis: ik kreeg een label. Met als bijbehorende straf, door ‘mijn’ instelling ten uitvoer gebracht: levenslange medicatie. Na tien jaren ben ik door hulp van buitenaf uit die dodencel ontsnapt.

Op een dag in 2017 werd ik door een gelukkig toeval wakker geroepen. Iemand - een engel  - had me ingelicht over het effect van roken (!) op dopamine. Vervolgens vroeg ik me in een helder moment af, of ook de olanzapine die ik al zo lang slikte effect kon hebben op dopamine. Nieuwsgierig begon ik voor het eerst op olanzapine te googelen. Aanvankelijk in het Nederlands, wat bedroevend weinig informatie opleverde, daarna nog uitsluitend in het Engels. Al snel ontdekte ik dat mijn depressiviteit door de olanzapine kon zijn veroorzaakt. En ja hoor! Twee dagen na het op eigen initiatief staken van de medicatie verdween de depressiviteit als sneeuw voor de zon.

Al die jaren had ik nooit onderzoek gedaan naar de diagnose of de medicatie, omdat ik artsen vertrouwde en in hun oordeel geloofde. Nooit twijfelde ik aan de noodzaak van psychofarmaca. Dat kwam misschien ook dóór de medicatie. Daardoor was ik immers al na een jaar van een slanke moeder met een brede belangstelling veranderd in een zeven kilo zwaarder, terneergeslagen mens zonder initiatief, dat nergens meer van kon genieten.

Na enkele uren googelen in 2017 was dus mijn kennis over de oorzaak van mijn ‘recidiverende depressie, ernstig’ groter dan de kennis van de Nederlandse psychiater. Dat heeft alles te maken met het heilige geloof van psychiaters in de onschuld van medicatie. De beide psychiaters die ik, toen ik al geen cliënt meer was, sprak, wilden in ieder geval niets horen over het feit dat psychiatrische medicatie mij ziek had gemaakt en ziek had gehouden. Mij werd de mond gesnoerd. De bewijzen die ik wilde laten lezen werden van tafel geveegd als ‘onzin van internet’. Veel psychiaters geloven heilig in medicatie. Pillen zijn de kern van hun religie. Streng gelovige psychiaters weigeren te twijfelen aan de heilige kracht van hun pillen. De cliënt die zelf begint te twijfelen aan nut en noodzaak van psychofarmaca, wordt door zo’n fundamentalistische psychiater als een ketter beschouwd en nog net niet als een afvallige in de ban gedaan. Of toch?

Ik werd wel degelijk in de ban gedaan door een psychiater. Deze mevrouw had, in het jaar voordat ik met de medicatie stopte, met overtuiging verkondigd dat ik mijn leven lang pillen zou moeten slikken. Zij was daar heel stellig over. Daardoor wist ik intuïtief dat ik van haar geen enkele steun of begeleiding bij het stoppen kon verwachten. Twee weken nadat ik op eigen initiatief met de psychofarmaca gestopt was, bleek mijn intuïtie correct. Ik had een afspraak gemaakt vanwege de slapeloosheid die direct na het staken optrad. Mijn eigen remedie (melatonine) hielp niet. Om 04.00 uur lag ik nog klaarwakker in bed omdat het brein na tien jaren antipsychotica niet meer zelf in slaap kan vallen. Toen ik deze psychiater vertelde dat ik met het antipsychoticum was gestopt, foeterde ze me uit, weigerde me in verband met de slapeloosheid een recept voor langer dan vier dagen voor te schrijven en wees me de deur. Ze ging me uitschrijven omdat ik gestopt was met het antipsychoticum. Aldus geschiedde. Ik was als een afvallige ketter in de ban gedaan.

Overigens ontdekte ik pas twee maanden nadat ik op eigen initiatief met de psychofarmaca was gestopt het bestaan van taperingstrips. Maar of die de ernst en de duur van de onttrekkingsverschijnselen hadden verminderd? In totaal heb ik, totdat ik op eigen initiatief stopte, tien jaren en twee maanden olanzapine gebruikt. Meestentijds in een dosering van 5 mg; de laatste dosering, gedurende het jaar voordat ik stopte, was 2,5 mg. Nadat ik wijzer was geworden, wilde ik zo snel mogelijk van die troep af. Daarom heb ik maar kort afgebouwd, gedurende twee weken. Na elke vier dagen halveerde ik zelf de tabletten. De onttrekkingsverschijnselen ontstonden twee dagen nadat ik volledig met de olanzapine was gestopt.

De slapeloosheid hield anderhalf jaar aan. Nadat ik van de psychiater nul op het rekest had gekregen, vroeg ik mijn huisarts om advies. Dat was nog dezelfde huisarts die mij tien jaren eerder de Nortrilen had voorgeschreven. Zij wist wel een remedie voor mijn slapeloosheid: Remeron. Ik vroeg ‘Wat is dat?’, waarop ze zei: ‘een antidepressivum.’ Nou vraag ik je! Ze zou me gewoon opnieuw in de ellende hebben gestort! Gelukkig was mijn kennis ondertussen groter dan de hare, waardoor ik het antidepressivum kon weigeren. Daarop schreef ze iets onschuldigs voor, dat ik anderhalf jaar zes avonden per week heb gebruikt (het antihistaminicum promethazine); één keer per week gebruikte ik een echt slaapmiddel.

Naast de slapeloosheid had ik de eerste weken last van hoofdpijn en duizeligheid; en een grieperig gevoel zonder koorts.

Voor wat betreft gewichtsverlies: ik viel onbedoeld 16 kilo af in dertien weken. Dat kwam omdat mijn metabolisme, dat jarenlang door olanzapine geremd geweest, op hol was geslagen. Op het dieptepunt woog ik vijf kilo minder dan in de gezonde tijden van voor de psychofarmaca. Krachteloos, koud en trillerig zat ik op de bank. Omdat ik in die periode ook enorm angstig was (anxiety is eveneens een onttrekkingsverschijnsel) was ik bang dat het afvallen, behalve door het staken van de psychofarmaca, tegelijkertijd door iets anders werd veroorzaakt. Ook had ik in die periode enkele keren per dag diarree. De internist die mij grondig onderzocht concludeerde tot mijn opluchting ‘Gewichtsverlies zonder alarmsymptomen, meest waarschijnlijk bij staken van Zyprexa’. Dit was de enige keer dat een specialist een onttrekkingssymptoom als zodanig herkend en benoemd heeft. Dat komt omdat artsen bekend zijn met gewichtstoename als bijwerking van olanzapine, waardoor afvallen na staken daarvan logisch is. Van andere onttrekkingsverschijnselen weten verreweg de meeste Nederlandse artsen niets. De volgende episode is daarvan een illustratie.

Twee dagen na het staken van de olanzapine kreeg ik tinnitus (oorsuizen) in diverse vormen zoals: een scherpe hoge suis, een tikkend geluid als van een horloge, een brom, en zelfs een dusdanig geluid dat ik mij afvroeg, ‘waar zijn ze dan in de nacht aan het heien?’ Een half jaar na het ontstaan van de tinnitus is mijn gehoor onderzocht door een KNO-arts. Toen ik haar vroeg of de tinnitus verband kon houden met het staken van Zyprexa, ontkende ze dat. Ze zei me dat de tinnitus was ontstaan doordat mijn brein gehoorverlies zou compenseren. Dat was nonsens. Want in haar brief schreef ze dat mijn gehoor normaal was. In oktober 2022 ontdekte ik op internet het wetenschappelijke artikel (2020) waarin ook tinnitus als onttrekkingsverschijnsel wordt beschreven. Deze tinnitus is, in mijn geval, een persistent onttrekkingssymptoom: ik heb nog steeds last van oorsuizen. Al bijna zes jaar.

Ook heb ik nog steeds last van een ongewone moeheid na de lunch. Dan kan ik niet eens meer zitten; ik moet dan tenminste een half uurtje plat liggen, met dat zware hoofd dat ik niet meer overeind kan houden. Te moe om TV te kijken of om te lezen.

Voor wat betreft de emotionele instabiliteit die ontstaat na het staken van psychofarmaca noemde ik al de enorme angst, in mijn geval voor enge ziektes. Verder had ik in de eerste twee jaar een aantal woedeaanvallen. Dat komt doordat het vermogen om impulsen te controleren bij mij in die eerste jaren blijkbaar zo goed als plat lag. De meest huiveringwekkende illustratie daarvan is de impulsieve zelfdodingspoging, tien maanden na het staken van de psychofarmaca. Na een woedeaanval in mijn eigen huis jegens twee bezoekers die vervolgens vertrokken, rende ik wanhopig en verlaten de trap op om alle pillen te verzamelen die ik in huis had, maalde die fijn in de vijzel en nam ze in met wat pap. Door een gelukkige omstandigheid werd ik op tijd gevonden en met de ambulance naar de spoedeisende hulp gebracht.

In de tien jaren dat ik olanzapine  gebruikte had  ik regelmatig gedachten aan zelfdoding, maar ik deed het nooit. Na het staken van de olanzapine waren die gedachten direct verdwenen, maar deed ik het wel, in een ongecontroleerde impuls. Wat een ellende.

Op dit moment is het bijna zes jaar geleden dat ik met de psychofarmaca stopte. Terugkijkend kan ik concluderen dat ik daarvan vier jaar niet mezelf was. Na het staken was ik in gezelschap, dat ik vaker dan ooit zocht, een uitgesproken uitbundige versie van mezelf. Nu ben ik alweer geruime tijd zoals ik voor de psychofarmaca was: rustig en graag op mezelf.

Na de ontdekking dat mijn depressiviteit mogelijk iatrogeen (veroorzaakt door medische handelingen) was, begon ik, nog gedempt door de olanzapine, boos te worden. Toen ik twee weken later met de psychofarmaca was gestopt en de depressiviteit daadwerkelijk verdwenen was, werd ik echt boos. Nog veel bozer werd ik toen ik mijn dossiers had opgevraagd en catastrofale fouten ontdekte. De grootste fout - het onjuiste label - was te wijten aan de fors onzorgvuldige werkwijze bij de andere instelling waarnaar ik in 2008, voor een eenmalig consult,  verwezen was. Volgens het  protocol van de leidinggevend psychiater daar dienden zijn assistenten binnen een uur tot een diagnose te komen. Aldus werd ik door een eerstejaars assistent in opleiding tot psychiater van een onjuist label voorzien. Een label met levenslange implicaties. Op basis van een gesprek van drie kwartier. Zonder dossieronderzoek, terwijl vaststaat dat dat mogelijk was. Vlak voordat de aios mij ter afsluiting van het consult de diagnose mededeelde, was hij vijf minuten voor telefonisch overleg met zijn supervisor de kamer uit geweest. De supervisor had mij niet gesproken.

Mijn GGZ-instelling nam de elders gestelde diagnose om onbegrijpelijke redenen over. Onbegrijpelijk, omdat ‘mijn’ instelling al in september 2007 had genoteerd dat er voor die diagnose geen aanwijzingen waren. Doordat mijn psychiater het verkeerde label van de andere instelling klakkeloos overnam, werd de juiste diagnose gemist: een autisme spectrum stoornis (ASS). Het werd uiteindelijk in 2017 bij mij vastgesteld, nadat ik zelf op onderzoek daarnaar had aangedrongen. Maar een ‘stoornis’ is autisme wat mij betreft niet. Het  is gewoon een variant van mens zijn.

Ik vind het fijn dat ik nu weet waardoor ik anders ben.

Het Autisme Magazine meldde in de Zomeruitgave van 2020 dat, van de ruim duizend onderzochte deelnemers met autisme, bij maar liefst 47 procent van de vrouwen eerder minimaal één andere diagnose was vastgesteld die later onjuist bleek. Zo ook bij mij.

Overigens ging het in mijn geval al bij de huisarts mis. Zij had mij, om redenen die hier te ver voeren, zo wie zo geen antidepressivum mogen voorschrijven. Dus ook geen Nortrilen, dat als indicatie tevens stoppen met roken heeft. Als de huisarts zorgvuldig had gehandeld, dan was mij diepe ellende bespaard gebleven.

Al die jaren had ik in goed vertrouwen een vanzelfsprekend geloof gehad in de bevindingen van artsen. Nu geloof ik niet meer in zoveel en al helemaal niet in de opvatting dat onze gezondheidszorg altijd goed voor ons zorgt. Ik weet nu dat mijn geloof in de gezondheidszorg een illusie was. Die illusie ging in rook op toen bleek dat de zorg me, onterecht, jarenlang psychofarmaca liet slikken; toen bleek dat de zorg me had opgezadeld met een feitelijk onjuiste diagnose; toen bleek dat de zorg elke mogelijkheid aangrijpt om gemaakte fouten niet te erkennen. Ik was een illusie armer. En met het verloren gaan van dat geloof in de gezondheidszorg, verdween ook het vertrouwen daarin. Mijn vertrouwen in de gezondheidszorg is weg. Kwam daar iets voor in de plaats? Juist ja, wantrouwen. Dat leverde toch ook iets op: een scherpe blik voor onregelmatigheden in de gezondheidszorg. Daardoor ontdekte ik in oktober 2022 een schrijnend contrast.

Nog geen twee jaar na het uitbreken van de corona pandemie werd het voor huisartsen mogelijk om gezondheidsklachten ten gevolge van long-covid onder één noemer te brengen. Daartoe dient de nieuwe ICPC code R83.04 Langdurige COVID-19.  (ICPC staat voor ‘International Classification of Primary Care’. Dat is de standaard voor het coderen en classificeren van klachten, symptomen en aandoeningen in de huisartsenzorg. Het Nederlands Huisartsen Genootschap vertaalt de internationale lijst naar de Nederlandse huisartsenzorg.)

Het evidente voordeel van de nieuwe code R83.04 is dat de zeer uiteenlopende klachten van long-covid door de huisarts aan die ene oorzaak kunnen worden gekoppeld. Het medisch dossier toont dan in één oogopslag welke klachten de patiënt met long-covid heeft. Deze manier van registreren heeft daarnaast als groot voordeel dat het onderzoek vergemakkelijkt naar langdurige covid. De huisarts verzamelt, systematisch, alle klachten, waarna de gegevens worden doorgegeven en verwerkt.

Tot op heden heeft de (Nederlandse) huisarts daarentegen niet de mogelijkheid om gezondheidsklachten ten gevolge van het staken van psychofarmaca onder één noemer te brengen. Daarvoor bestaat immers géén ICPC code. Als gevolg daarvan staan de zeer uiteenlopende klachten die kenmerkend zijn voor het Withdrawal Syndrome (klachten ontstaan na staken psychofarmaca, zowel kortdurend als blijvend) als op zichzelf staande episoden in het medisch dossier. Symptomen zoals ‘afvallen’ of ‘tinnitus’ zijn, als die direct na staken van psychofarmaca ontstonden, onttrekkingsverschijnselen. Totaal verschillende klachten, echter met één oorzaak. Als de patiënt er mee naar de huisarts gaat, dan belanden deze symptomen lukraak in het dossier. Het zou veel beter zijn als de huisarts ook deze symptomen onder één noemer kan brengen door middel van een nieuwe ICPC code Onttrekkingssyndroom Psychofarmaca. Dan toont het medisch dossier in één oogopslag dat bepaalde gezondheidsklachten onttrekkingsverschijnselen zijn. Dat is nu niet het geval. De waarnemer die de patiënt niet kent en zich aan de hand van de episoden een beeld vormt van diens gezondheid, ziet nu bijvoorbeeld ergens ‘Tinnitus’ staan. De waarnemer zal dan in een flits denken: ‘Oh, die zal dan wel vaak op festivals met keiharde muziek zijn geweest.’ Terwijl …

Ziet u het schrijnende contrast? Als het gaat om langdurige symptomen die ontstaan zijn door een virus, dan stelt de gezondheidszorg alles in het werk om snel zo veel mogelijk kennis te vergaren. Maar als het gaat om langdurige symptomen met een iatrogene oorzaak, namelijk staken van eerder door artsen voorgeschreven psychofarmaca, dan kijkt de gezondheidszorg weg. De onwil van de gezondheidszorg om over dit onderwerp te leren is schrijnend. Dat is toch ziek?

Voor long-covid bestaan meerjarige onderzoeksprojecten, ook in Nederland. Daarbij vergemakkelijkt ICPC code R83.04 het verzamelen, doorgeven en verwerken van symptomen van long-covid. Dat is prachtig, want langdurige covid-19 veroorzaakt grote ellende, en zo kan er hopelijk snel meer over duidelijk worden.

Het Onttrekkingssyndroom Psychofarmaca veroorzaakt evenzo grote ellende. Ik was al mijn baan kwijtgeraakt door de bijwerkingen van het antipsychoticum. Maar stel dat ik mijn werk nog had gehad, toen ik met psychofarmaca stopte? Dan was ik wel door de onttrekkingsverschijnselen werkloos geworden. Dan was ik dáárdoor via de ziektewet in de WIA beland. Dat is toch precies dezelfde ellende als de ellende van mensen met Langdurige COVID-19?

Zal de Nederlandse huisarts ooit bijgeschoold worden over onttrekkingsverschijnselen?

Zal de gezondheidszorg ooit, zoals bij langdurige covid-19, via de huisarts systematisch gegevens gaan verzamelen over onttrekkingsverschijnselen na staken van psychofarmaca?

Zal de farmaceutische industrie ooit bereid zijn om cijfers over onttrekkingsverschijnselen in bijsluiters op te nemen?

Zal daartoe ooit de ICPC code Onttrekkingssyndroom Psychofarmaca het licht zien?

Gelooft u het? Dan is er hoop.

 

Veel liefs!

Anita van Bezooijen

Meer artikelen

AFBOUW VAN PAROXETINE EN LORAZEPAM het ontwrichtende effect van lange termijn gebruik en te snelle afbouw

Als ik de cijfers moet geloven

, slikken ontzettend veel mensen één/meerdere psychofarmaca. Ik ook. Pas bij de afbouw heb ik gemerkt hoe totaal onwetend ik zelf was en dat geldt des te meer voor de hulpverleners en professionals die ik op mijn pad tegenkwam. Het gebrek aan kennis maakte dat ik in een situatie kwam die vele malen erger is/was dan waarvoor ik het ooit voorgeschreven kreeg. Met deze blog hoop ik bij te dragen aan bewustzijn en kennisdeling bij gebruikers en vooral hulpverleners en professionals.

Goed om op te merken: ik ben niet tegen de farmaceutische industrie en psychofarmaca.

Ik vind wel dat er noodzaak is om de plek van en het omgaan met medicatie, herstel en de GGZ als systeem te veranderen.

 

2007-2008

Sinds m’n kindertijd ben ik bekend met angst. Een beetje ‘nature’, met veel ‘nurture’. Soms ontwrichtend, vaker op de achtergrond.

Als 23 jarige vrouw in 2007 liep ik compleet vast. Ondanks dat ik zelf al diverse hulptroepen ingeschakeld had (psycholoog, fysiotherapeut, diëtist, huisarts), ging het snel bergafwaarts. Uiteindelijk bleef medicatie over als optie.
Ik zag erg op tegen de bijwerkingen, maar werd gerustgesteld, kreeg 10mg van het populaire Paroxetine voorgeschreven en kreeg Primperan mee om evt misselijkheid op te vangen. Na 4 dagen kreeg ik een enorme ‘klap’: ik werd overspoeld door forse bijwerkingen.

Ik schrok van de heftigheid, uitte dit en zowel in mijn privé-omgeving als bij de huisarts/voorschrijver werd het afgedaan als “angst dus doorzetten”.

Op enig moment kreeg ik ook erge bewegingsdrang, zag ik alles wazig en ontstonden er binnen 8 uur spasmes in kaak en tong (het deed met momenten m’n adem stokken). Op mijn aandringen werd ik gezien door de vervangende huisarts die dit afdeed als hyperventilatie en me een latex handschoen gaf om in te ademen… Ik was te moe om nog te protesteren. Ik kreeg Diazepam mee als oplossing en dat loodste me door de dagen heen. Na ongeveer 1-2 weken kwam er rust in m’n systeem, stopte ik de Diazepam en de Primperan. Na 1-2 maanden merkte ik een enorme verbetering in m’n functioneren.

Opgelucht haalde ik adem en ging ik door met m’n leven en met therapie.

(Voortschrijdend inzicht: de bewegingsdrang en spasmes kwamen voort uit de combinatie van Paroxetine en Primperan. Dit geeft een verhoogde kans op bewegingsstoornissen.)

 

2009-2010

Een jaar later was ik nog steeds stabiel en in overleg met de huisarts bouwde ik af met een door hem geschreven schemaatje, incl. inname op alternerende dagen. Ik ervoer geen acute ontwenning en heb in zo’n drie maanden afgebouwd.

Zo’n twee maanden na het stoppen leek m’n leven een deja-vu. Alle klachten van het jaar eerder kwamen in dezelfde hevigheid terug. Ik wist niet wat me gebeurde! Therapie had schijnbaar niet geholpen (?) en het werd gelabeld als een “terugval”, met het advies opnieuw met Paroxetine te beginnen. “Je mist schijnbaar een stofje dus het advies is om niet meer te stoppen met Paroxetine.” Omdat ik me weer zo ellendig voelde, knoopte ik dat goed in m’n oren. De weerstand was groot om weer te starten gezien het feit dat de opbouw eerder zo heftig was, maar ik kwam er doorheen met ondersteuning van Oxazepam.
De terugval verdween en zo gingen er vele jaren voorbij, waarin ik goed meedraaide in de maatschappij en ook vaak therapie oppakte omdat het ‘bleef schuren’.

(Voortschrijdende wetenschap: er bestaat niet zoiets als een ‘ontbrekend stofje’, dat is nooit wetenschappelijk aangetoond maar wel veelvuldig gebruikt als promotie van farmaceuten.

Daarnaast was het mogelijk geen terugval wat ik had, maar post-acute ontwenning.)

 

2021-2022

Het was al een paar keer in m’n hoofd voorbij gekomen. Afbouwen van Paroxetine. Ik was al lang stabiel en functioneel, ondanks dat ik vaker therapie zocht in voorgaande jaren.
Ook op seksueel vlak liep het niet lekker, dus ik wilde kijken of ik ook weer zonder Paroxetine kon leven. Ik las en hoorde vaak “10mg is geen hoge dosis, dus je kan gewoon afbouwen”.
Ik was eerder taperingstrips tegengekomen en ging daarmee in juni 2021 naar de huisarts (ivm verhuizing inmiddels een andere dan in 2007-2009). De huisarts kende de strips niet, maar stemde in. Ik deed dit ‘op eigen houtje’, zonder begeleiding. In één maand bouwde ik af van 10mg naar 4,5mg. Onder de 5mg kreeg ik soms een brainzap, maar “als dat alles was dan komt het goed”, dacht ik.
In de maand daarna zou ik verder afbouwen naar 1,5mg, maar ik kreeg bij 2,8mg acute ontwenning: paniek, zweten, misselijkheid, huilen, geen eetlust, meer brainzaps. Even helemaal ontregeld. Ik stabiliseerde vervolgens op 3mg, was binnen drie weken hersteld van de acute ontwenning en besloot niet verder af te bouwen. Dit was even voldoende.

(Voortschrijdende wetenschap: het gaat niet om de hoogte van de dosering, maar om het feit dat je hersenen een nieuw evenwicht hebben gecreëerd mét medicatie. Dus als je de medicatie wegneemt, is ontwenning de reactie van het brein op deze wijziging.)

In de maanden daarna was ik meer emotioneel, huilde veel en had vaker paniekaanvallen. Ik koppelde dat aan het feit dat ik voor de afbouw al even wat minder goed in m’n vel zat. Het voedde de angst: ik val weer terug en heb hulp nodig. In deze meer emotionele staat kreeg ik een uitgebreid onderzoek om te kijken welke therapie zinvol zou zijn (aangezien ik al veel therapie had gevolgd). Het advies was meerdaagse deeltijd of klinisch. Omdat ik alles wilde aanpakken om me langdurig beter te gaan voelen, ben ik een aantal maanden klinisch in therapie geweest.
(Voortschrijdend inzicht: achteraf bezien had ik waarschijnlijk last van post-acute ontwenning ipv een terugval. En was dat advies voor intensieve therapie er misschien niet geweest als er meer kennis was van medicatieontwenning.)

 

2023

Een paar maanden na de therapie kwam opnieuw het verlangen om ook de laatste 3mg Paroxetine af te bouwen. Ik wist inmiddels dat het venijn in de staart zat, dus ik wilde voorzichtig te werk gaan. De huisarts (weer een andere, door personeelstekort) was akkoord met mijn plan om in zes maanden van 3mg naar 1mg te gaan. De laatste mg zou ik dan een jaar later doen. In mijn plan bouwde ik zelf een hyperbole afbouw in. In mijn ogen was dit langzaam en kon er niks misgaan, dacht ik. “Appeltje eitje”.

Eind januari 2023 ben ik gestart met de afbouw. Al bij 2,9mg en 2,8mg had ik soms vage klachten als een nachtmerrie, spontane woede, onrust. Hoewel dat voor mij niet normaal was, dacht ik daarbij niet aan ontwenning. Ook omdat het incidenteel was. Ik ging dus door met de afbouw. Medio maart - bij 2,2mg - merkte ik een continue verhoogde alertheid, slechter slapen en kwamen de eerste brainzaps. Dát was voor mij een teken om te stabiliseren (die brainzaps had ik incidenteel als ik eens een dosis vergeten was). Tot mijn verbazing lukte het niet te stabiliseren en werd ik alleen maar slechter. Er ontstonden steeds meer ontwenningsverschijnselen, zoveel dat ik eind maart midden in de nacht bij de huisartsenpost zat. Een fijne arts luisterde en stelde voor om terug te gaan naar 2,5mg. Ikzelf opperde om weer naar 3mg te gaan: “ik ben zo slecht, laat dat afbouwen maar zitten”. Maar hij gaf aan dat al m’n werk dan misschien voor niets was. Hoewel dat een welgemeende lieve opmerking was, weet ik met de kennis van nu dat terug naar 3mg wel de beste optie was geweest.

(Voortschrijdend inzicht: Paroxetine is berucht om lastige afbouw. Enerzijds door de korte halfwaardetijd, anderzijds doordat het zijn eigen metabolisme remt en daardoor bij lagere doseringen heftigere ‘klappen’ in afbouw geeft.)

Ook op 2,5mg stabiliseerde ik niet en in de chaos van die weken vergat ik gek genoeg 1x een dosis. Toen was het hek van de dam… Ik belandde uiteindelijk 2x bij de crisisdienst, voor het eerst in mijn leven. Uit pure wanhoop dat geen professional mijn lijden écht zag en serieus nam, maar ook door alle verschrikkelijke verhalen van lotgenoten die ik inmiddels online was tegengekomen.
De professionals: “nee, dit is gewoon je angst die terugkomt”, “dit kan niet van zo’n kleine hoeveelheid komen”, “geduld, met 2-4 weken is dit voorbij”, “heb je al eens gedacht aan quetiapine?” etc etc.

De online lotgenoten: “this could take months to years”...

De eerste keer bij de crisisdienst smeekte ik letterlijk om opname of dagelijkse gesprekken (die optie is er) in plaats van de door hen voorgeschreven Lorazepam.

Ik had namelijk zelf al twee weken oxazepam gebruikt ‘zo nodig’ om mezelf erdoorheen te slepen en wist dat ik op het punt kwam van fysieke afhankelijkheid; ik wilde er met Lorazepam niet nog een probleem bij hebben. Mijn verzoek werd geweigerd: “als je dit niet neemt, dan kunnen we je niet helpen”. Dus ging ik schoorvoetend akkoord met de structurele Lorazepam als vervanger van Oxazepam en nam ik de helft van wat zij adviseerden.

Zo’n twee weken later zat ik er helaas weer, was het nóg serieuzer (ik had alles in huis om m’n leven te eindigen…) en gaf ik schoorvoetend toe aan een hogere dosis Lorazepam en kreeg ik 3x pw gesprekken totdat ik kon doorstromen naar een eerstelijns hulpverlener. Op die dosis leek ik me mentaal beter te voelen. De ontwenning van de Paroxetine was niet weg, maar het leven was weer wat meer leefbaar.

(Voortschrijdend inzicht: al na 2 weken kan er sprake zijn van fysieke gewenning bij benzo’s. Vanaf dat moment moet je heel langzaam afbouwen.)

Ik begon wel direct met het afbouwen van de Lorazepam. Op mijn aandringen werd geadviseerd om om de 10 dagen een ‘kwartje’ weg te nemen van 1 van de 3 doses per dag. Dus per maand een kwart minder in totaal. Dit ging zonder problemen, totdat ik op ‘een derde’ kwam van de oorspronkelijke dosis. Of het nu ontwenning was van de Lorazepam of nog onderliggend van de Paroxetine, ik weet het niet. Maar het was weer drama. Maanden heb ik doorgeploeterd op dezelfde dosering, totdat ik eind augustus aan het einde van m’n Latijn was. Er zat nul verbetering in en de batterij was helemaal leeg.

Samen met de psychiater waar ik nu bij was, nam ik het besluit om met microdoseringen m’n Paroxetine terug op te hogen naar m’n oorspronkelijke 3mg van voor januari 2023. Per 4-7 weken ging ik 0,1mg omhoog. Ik voelde iedere stap, maar óók dat er langzaam meer rust in m’n systeem kwam. Na zo’n 10 maanden ontwenning van de Paroxetine kon ik zeggen dat ik voor zo’n 80% herstelde na zogenaamde re-instatement. Het was een wilde gok, maar heeft gelukkig goed uitgepakt.
(Voortschrijdende inzicht: bij forse ontwenning is er een kans op verbetering door zsm terug te gaan naar de dosis waarop je voor het laatst stabiel was. Hoe langer je wacht, hoe minder groot de kans van slagen.)

 

2024

Met wat teruggekeerde rust ben ik per 1 februari gestart met het afbouwen van Lorazepam.

Inmiddels had ik zoveel onderzoek gedaan naar ontwenning van psychofarmaca dat ik snapte wat er gebeurd was en voor welke nieuwe uitdaging ik stond.
De afbouw valt me helaas erg tegen. M’n brein en zenuwstelsel hebben zoveel klappen gehad, dat ik op dit moment middels microtapering zo’n 2% per 3-4 weken afbouw. Het frustreert me enorm dat ik op deze manier nog jaren bezig ben om af te bouwen, niet wetende wat me gaandeweg nog te wachten staat. En toch komt er langzaamaan ook aanvaarding dat het niet anders is: ik wil in bepaalde mate functioneel blijven en niet terugvallen naar hoe ik me in 2023 heb gevoeld. Dat nooit meer!
Tijd is m’n grootste vijand, dus ik probeer vooral naar m’n lijf te luisteren.

 

TERUGBLIK

Als ik het niet zelf had meegemaakt, had ik dit verhaal waarschijnlijk niet geloofd. Het kost een enorme kracht om het door te maken, te dragen en ook mensen om je heen mee te nemen in het verhaal. Ik draag graag bij aan het delen van kennis en ervaringen, maar heb de strijd gestaakt om mensen te overtuigen. Dat kost teveel energie, die ik niet heb.

Mijn ervaringen met psychofarmacagebruik en de afbouw ervan slaan een gat in m’n leven. Ik zit inmiddels in de WIA en heb nog geen idee wanneer of op welke manier terugkeer naar arbeid haalbaar is. Inmiddels heb ik ook dat voor een groot deel geaccepteerd: ik ben allang blij dat het gaat zoals het nu gaat.
Ondanks dat het me af en toe heel veel verdriet doet en de confrontatie groot is.
Ik durf met zekerheid te zeggen dat alles wat ik aan ellende eerder in m’n leven heb meegemaakt, verbleekt bij wat er na januari 2023 is gebeurd.
Mijn focus ligt nu dus op de afbouw van Lorazepam. Of ik me daarna ooit nog waag aan de afbouw van de 3mg Paroxetine? Dat ga ik bekijken als ik dit deel van m’n herstel heb volbracht.

 

INZICHTEN

Als ik kijk naar mijn verhaal, dan heb ik ontzettend veel voortschrijdende inzichten opgedaan. En sterkt de wetenschappelijke kennis me in mijn ervaringen. Werkelijk álle negatieve op- en afbouwervaringen die ik heb gehad vinden hun basis in de fysiologie van het brein en zenuwstelsel. En niet in “mijn angst”, zoals vaak beweerd is.

De afgelopen jaren zie ik mondjesmaat steeds meer aandacht voor de inzet, de effecten en veilige afbouw van psychofarmaca. Het komt als het ware in golven in de media voorbij. Helaas dooft het voor mijn gevoel ook weer snel uit. Dus blijft het belangrijk om hiervoor herhaaldelijk aandacht te vragen. Misschien ben ik sceptisch geworden en vrees ik dat het nog lang duurt voordat er écht goed beleid komt, gezien alle belanghebbenden in het systeem. Ik hoop vooral dat mijn boodschap mensen zelf bereikt, kennis meegeeft en ze aanzet tot onderzoek voordat ze te maken krijgen met inzet/gebruik/afbouw van psychofarmaca.

Ik zou graag wat handvatten bieden in de vorm van tips:

Boek ‘Minder slikken’ van Remke van Staveren: goed ter voorbereiding op afbouw.

Boek ‘The Maudsley Deprescribing Guidelines’ van Mark Horowitz: zeer uitgebreid boek dat een must is voor alle huisartsen en psychiaters. Voor de geoefende lezer, in het Engels.

Youtube kanaal van TaperClinic (Engels): geeft in korte video’s veel goede gratis informatie over afbouw van psychofarmaca. Vooral rondom benzo’s erg waardevolle informatie.

De Afbouwapotheker: Tessa de Vos die zich als zelfstandig apotheker specialiseert in afbouwcoaching.

“Go slow if you go low” bij afbouw. Voor antidepressiva en antipsychotica adviseren ervaringsdeskundigen max 10% per 4-6 weken, hyperbool. Voor benzo’s 5-10% per 2-4 weken, hyperbool.

Neem alle signalen tijdens afbouw serieus. Zet niet door, maar luister naar je lijf en stabiliseer. Pas daarna weer verder gaan.

Er zijn ook veel fora (zowel Nederlands als Engels) te vinden met lotgenoten. Het is fijn om erkenning te krijgen en elkaar te kunnen supporten, maar wees je ervan bewust dat je juist daar alle moeilijke verhalen / casuïstiek tegenkomt en dat behoorlijk kan triggeren. Mensen op de fora zijn vaak degene bij wie het mis is gegaan en in nood zijn. Er is ook een grote groep waarbij het goed gaat, maar die zie je vaak niet. Dus houd dat ook in je achterhoofd.

 

Ik sluit graag af met een mooie quote van psychiater Remke van Staveren:

“Als wij, zorgverleners, iets niet (h)erkennen omdat wij het nog nooit gezien hebben, betekent nog niet dat het niet bestaat. Het betekent vooral dat we daarin nog iets te leren hebben. Dat vraagt een fundamentele nieuwsgierigheid, een leergierige instelling en jezelf onthouden van een onmiddellijk oordeel.”

 

Marlies

Lost het gebruik van antidepressiva wel wat op?

Inleiding

Er zijn door de jaren heen veel te hoge verwachtingen geweest van het gebruik van antidepressiva. Veel van deze verwachtingen bleken slechts aannames. Er werd door artsen te weinig geluisterd naar de ervaringen van gebruikers. De informatie vanuit de farmaceutische industrie was leidend.

Antidepressiva kunnen op bepaalde momenten levensreddend zijn maar ze kunnen ook mensen ziek en afhankelijk maken. De bijwerkingen zijn lang gebagatelliseerd. Cliënten werden vaak niet goed geïnformeerd over de voor- en nadelen.

Ik hecht er belang aan om mijn cliënten goed te informeren en hen te helpen om te leren gaan met hun emoties.

 

Ongelijkwaardigheid in de GGZ

Wij zijn opgegroeid met een zorgsysteem dat ontstond in de 19e eeuw. Je had een klacht, je ging naar een arts die daar iets aan gaat doen, waarbij het probleem werd opgelost. Artsen werden als bron van kennis en als autoriteit gezien. Dat is ons zo geleerd en dat leerde de arts zelf ook in zijn opleiding. Er werd gedacht dat depressies en psychoses met pillen konden worden opgelost. Maar deze medicijnen richten zich op symptoombestrijding en doen geen recht aan de complexiteit van psychisch lijden. Deze manier van behandelen maakt mensen klein en afhankelijk. Dat laatste gold eigenlijk ook voor andere werkenden binnen het zorgsysteem: binnen de reguliere GGZ bepaalt de  psychiater het behandelbeleid, je gaat ervan uit dat deze de meeste kennis heeft. Hij zette de lijnen van de behandeling uit en de andere behandelaren voeren deze behandeling uit. Binnen een dergelijk systeem kan je niet spreken van gelijkwaardigheid. Mijn ervaring als verpleegkundige en later als spv was, dat je met kritische vragen en opmerkingen over bijvoorbeeld schizofrenie, of over de werking van medicatie snel als lastig werd gezien. Ik merkte dat, als ik vragen stelde over de werking van een medicijn, de psychiaters er vaak geen adequaat antwoord op hadden. Televisieprogramma’s als Radar, die de rol van de farmaceutische industrie kritisch onder de loep namen, kritische krantenberichten of berichten op sociale media werden in de praktijk gebagatelliseerd. We hebben met zijn allen een cultuur gecreëerd waarin we het gewoon vinden dat we symptomen bestrijden met pillen, niet structureel naar de oorzaken en context van klachten kijken, en niet structureel cliënten een behandeling, training aanbieden om met emoties om te leren gaan. Nu zou ik zeggen, eerst behandelen, en pas wanneer dat niet helpt, kan je altijd nog aan symptoombestrijding doen.

 

Langdurig voorschrijven

Achteraf denk ik dat het langdurig voorschrijven van psychofarmaca er aan bijgedragen heeft dat veel mensen weinig opknapten en dat er nu nog zoveel mensen met chronische klachten rondlopen. Het is spijtig, maar ik denk dat we, ondanks alle goede bedoelingen, daarmee lange wachtlijsten (rond de 80.000 wachtenden) hebben gecreëerd.

Het was voor de millenium heel normaal dat artsen snoepreisjes aangeboden kregen. Dat is nu gelukkig verboden. Ik herinner mij een boottochtje met onze afdeling toen, wij op de boot een diner aangeboden kregen, betaald door een farmaceutisch bedrijf. Er werd een praatje gehouden over Exelon, het veelvuldig voorschrijven van dat medicijn was het doel van dat bedrijf.

Ik denk dat er binnen de GGZ een andere manier van denken moet komen. Als we immers blijven doen wat we deden, krijgen we wat we kregen.

 

De nieuwe GGZ

Het laatste decennium is er gelukkig een kentering merkbaar. De opvatting dat pillen mensen beter maken wordt steeds vaker in twijfel getrokken. Mensen moeten uiteindelijk zelf verantwoordelijkheid voor hun leven terugpakken door zelf iets aan het probleem te doen en indien nodig daarbij geholpen worden. Als ze vastgelopen zijn en niet weten waar ze moeten beginnen, rechtvaardigt dat een hulpvraag.

Er is al een beweging in gang gezet, bekend onder de naam “De Nieuwe GGZ”. Hierbij leer je om te gaan met klachten, zelf de regie te voeren over de behandeling en ontdekken hoe je ondanks je symptomen toch een zinvol leven kunt leiden.

Deze verandering van focus betekent wel een flinke cultuurverandering binnen de GGZ. Maar daarvoor is het wel hoog tijd. Ook veel GGZ-medewerkers ervaren een toenemende ontevredenheid om binnen dat systeem te werken. Maar een cultuurverandering verloopt traag en vraagt geduld. Meerdere hulpverleners gaan werken als ZZP-er, of zoeken een andere baan om uit dat systeem te kunnen stappen. Zij kiezen een werksituatie waarin niet zozeer het systeem, maar de menselijke maat leidend is met voldoende ruimte om te investeren in de relatie.

Mogelijk kan gelijkwaardigheid, zonder verticale verhoudingen, afstand nemen van bestaande hiërarchie binnen een team leiden tot nieuwe inzichten waardoor ruimte is om pijnlijke ontwikkelingen en blinde vlekken openlijk te bespreken, zodat in de besluitvorming gezocht kan worden naar consensus.

Ik denk dat we met nieuwe inzichten over medicijnen de laatste jaren ook steeds helderder hebben gekregen wat de reikwijdte is van psychofarmaca. Wij kiezen eerder voor een andere leefstijl, een andere manier van denken. We leren weer meer onze eigen kracht in te zetten. Het gebruik van psychofarmaca kan daar een afbakende rol in spelen. Hulpverleners zouden mensen meer kunnen informeren, motiveren, faciliteren om hun leefstijl te veranderen. En wat betreft het psychisch lijden zouden wij onze cliënten in de GGZ handvatten kunnen bieden hun eigen lijden te verlichten. We kunnen hun tools aanreiken om anders met hun angsten, teleurstellingen, schaamte en schuldgevoelens, hun lichamelijke- en of psychische kwetsbaarheden om te leren gaan. We zouden hen kunnen leren om iets aan de oorzaak te doen, de bron van het lijden te bespreken (traumaverwerking) en ruimte bieden om onverwerkte emoties door trauma’s, welke soms liever vermeden worden, alsnog te leren verwerken.

 

Mijn bevindingen

Voor de laatste eeuwwisseling werkte ik een aantal jaren op een psychiatrische afdeling. Ik zag veel cliënten die antidepressiva voorgeschreven kregen. Doordat ik deze cliënten vaak dagelijks zag en sprak, merkte ik dat de antidepressiva niet zo effectief waren als in de cliëntenfolders verkondigd. Daarin stonden percentages van 40-60% herstel in vermeld. Ik zag te veel mensen die niet opknapten. Soms verhoogde men de dosis van de medicatie, vaak zonder resultaat of kregen cliënten een ander middel voorgeschreven om uit te proberen. Mensen die lang antidepressiva gebruikten hadden flink afgevlakte emoties. Hetzelfde zie je bij mensen die dagelijks cannabis gebruik en deze jongeren vaak in hun emotionele ontwikkeling stil blijven staan. Uiteindelijk gaat er om dat ieder met zijn emoties leert dealen. Dat leer je niet door elke dag je emoties af te vlakken. Ook mensen die langdurig psychofarmaca hebben gebruikt kunnen er uiteindelijk voor kiezen beter met hun emoties om te leren gaan.

Rond de eeuwwisseling had het Trimbos instituut onderzoek gedaan naar de effectiviteit van antidepressiva zonder sponsoring door farmaceutische bedrijven. Dit was bij veel andere onderzoeken wel het geval. De effectiviteit van de antidepressiva bleek in dat onderzoek nihil te zijn. Alleen bij ernstige depressies kon het effect hebben. Toen ik dit op de afdeling waar ik werkte besprak, werd hier door twee, drie psychiaters fel afkeurend op gereageerd. Achteraf bleek dat gewoon de cultuur.

Gedurende de jaren erna werd, zonder uitleg hoe het middel werkte, dit antidepressivum ook voor andere vormen van psychisch lijden (pijnklachten, dwangklachten) voorgeschreven. Psychiaters beargumenteerden deze stap, door te wijzen op de ervaring die zij er mee hadden en dat dit hielp.

Het argument dat een depressie ontstaat door een te laag serotoninegehalte bleek een broodje-aapverhaal. Na 3 decennia onderzoek is dit nog niet aangetoond. Ik denk dat het bedacht is door de farmaceutische industrie en hulpverleners zijn dat gaan geloven. Het lijkt, omdat steeds meer artsen beseffen dat de stof in een antidepressivum niet veel doet, het placebo-effect een belangrijkere rol heeft gekregen bij het voorschrijven. Het moet toch niet gekker worden. Welke specialist bedenkt zo iets? Omdat de stof onvoldoende lijkt te werken, moeten we het placebo-effect maar promoten. Artsen die voorschrijven zijn allemaal hoger opgeleid dan ik, waarom doen zij dit dan toch?

 

Bijwerkingen

Enkele decennia terug werd er door de voorschrijvend behandelaar nauwelijks tijd besteed aan mogelijke bijwerkingen van medicatie. Ondanks dat bijsluiters in die tijd al verplicht waren, werd door de artsen aan cliënten geadviseerd deze niét te lezen. Dat zou de kans op het krijgen van bijwerkingen alleen maar verhogen, was het idee. Een dergelijk advies vonden wij toen heel gewoon. Achteraf kan je dat gedrag van hulpverleners als paternalistisch omschrijven. Cliënten werden veelal niet voorbereid op het optreden van bijwerkingen. Dat is een klacht van cliënten wat ik terug hoor, die in die tijd medicatie voorgeschreven kregen.

In 2001 kwam ik er zelf achter dat, als mensen stopten met antidepressiva, zij hevige onttrekkingsverschijnselen konden krijgen. In die tijd werden deze klachten uitgelegd als het terugkeren van de oorspronkelijke klachten en toen was het advies om weer met antidepressiva te beginnen.

In de praktijk blijkt dat bijwerkingen zeer heftig kunnen zijn, vaak lang duren en schadelijke gevolgen hebben.

Gelukkig is er nu literatuur te vinden, waar de rol van de farmaceutische industrie, de onderzoeken haarfijn worden uitgelegd. Boeken als: Dodelijke psychiatrie”, van Peter Gotzsche, “ Het pillenprobleem”, van Dick Bijl, “Studeren wij medicijnen of geneeskunde?”, van Lieneke van de Griendt. En gelukkig hebben we nu de ervaringsverhalen op PsychoseNet en het ervaringsverhaal van Ewout Kattouw met: “Wie is er nou eigenlijk gek?” Mensen moeten deze boeken en ervaringen wel willen lezen. Als inzichten niet veranderen, blijven we doen wat we deden.

 

Hoe verder?

Ik hecht er waarde aan om mijn cliënten adequaat te informeren. Ik heb in samenspraak met drie cliënten en een collega (psychiater) van BuurtzorgT een cliëntenfolder ontwikkeld, het is een soort van coproductie geworden. Dat stuk heb ik door 3 andere psychiaters, van wie 2 hoogleraar, laten lezen. In een gepolariseerde (gekke) wereld moet je jezelf altijd een beetje beschermen, wil je niet voor ‘gek’ verklaard worden of buitengesloten worden.

 

Wat werkt voor jou, is maatwerk. 

Eén op de vier mensen lijdt aan een psychische stoornis.

1,2 miljoen mensen in Nederland gebruiken antidepressiva. Huisartsen schrijven 85 procent daarvan voor wordt voorgeschreven door de huisarts. Dat is inclusief de herhaalrecepten.

Een antidepressivum kan bij een ernstige depressie de scherpe kantjes eraf halen en daarmee voor een vermindering van klachten zorgen. Dat kan in het begin van een behandeling, als er sprake is van een ernstige depressie, soms nuttig zijn. Het duurzame effect is niet goed meetbaar. Helpt het 

antidepressivum of zijn er andere factoren die voor verbetering zorgen? Die vraag is niet altijd duidelijk te beantwoorden. De effectiviteit van het middel en de bijwerkingen zijn vaak niet goed voorspelbaar.  

Bij een ernstige depressie wordt de effectiviteit van een antidepressivum geschat op 50-60%. Daarbij is de schatting tegenwoordig dat het placebo-effect groter is dan de invloed van de stof op de hersenen. Bij lichte en matige depressies is het effect nihil. Omdat het geen onschuldige middelen zijn, wordt het gebruik van antidepressiva bij deze gemoedstoestanden, ontraden. Het advies is om bij voorkeur niet in het eerste gesprek antidepressiva voor te schrijven.

In het verleden hebben cliënten vaak antidepressiva geslikt, zonder dat er sprake van behandeling was, of men met hun achterliggende problemen aan de slag ging. Dat is spijtig. Er is nu een nieuwe richtlijn waarbij het advies is dat als je bij een depressie antidepressiva slikt, je ook al aan de slag bent met jezelf, je jezelf traint om anders met je emoties om te gaan, of een behandeling aangaat en waarbij je je levensproblemen aan gaat pakken. Een nadeel van het gebruik van antidepressiva is dat mensen een afwachtende houding kunnen aannemen en dan onvoldoende aanstalten maken om met emoties te leren dealen.

Omdat antidepressiva de scherpe kantjes van angstklachten af kunnen helpen, kan dit middel soms ook bij dit soort klachten worden voorgeschreven. 

Er zijn middelen zoals Paroxetine en Venlafaxine, die ernstige ontrekkingsverschijnselen kunnen veroorzaken als iemand ermee wil stoppen. Het voorschrijven van deze middelen wordt daarom afgeraden. Bij het starten met een antidepressivum hoort ook altijd een gesprek over wanneer en hoe men ermee kan stoppen. 

En sowieso dient er ook altijd gekeken te worden naar andere behandelmethodieken die effectiever en duurzamer kunnen zijn. Daarnaast kunnen gewone tips als regelmatig wandelen in de natuur, een gezond leef en eetpatroon, een goede dag-nachtstructuur, matigen of stoppen met alcohol- en/of drugsgebruik ook helpend zijn.

Kortom, antidepressiva gebruiken als symptoombestrijding kan een keuze zijn, en is soms nodig om die scherpe randjes er af te halen, maar blijkt voor de meeste mensen niet duurzaam.

Het structureel onderdrukken van emoties is nooit de oplossing. Wie stopt met deze middelen en tussentijds niet goed geleerd heeft zijn emoties te reguleren, kunnen de klachten weer terugkomen.

Het middel is vergelijkbaar met een pijnstiller waarmee wij pijn slechts onderdrukken. Omdat je hiermee niets aan de oorzaak doet, is het een pleister op een open wond die blijft pussen. Als je een depressie hebt, is het belangrijk om ook naar de oorzaken te kijken die de balans tussen draagkracht en draaglast uit evenwicht heeft gebracht. Door alleen medicijnen voor te schrijven, gebeurt dit niet. 

 

Volgens nieuwere inzichten ligt de oorzaak vaak in wat er in iemands leven gebeurd is, kort of lang geleden. Het kan gaan om psychosociale spanningen, stress op het werk, in de relatie, in het gezin, financiële problemen, woonproblemen en/of diepliggende problemen zoals traumatische ervaringen of emotionele verwaarlozing als kind. De oorzaak van een depressie is een complexe samenstelling van factoren en is zeker niet alleen maar het gevolg van een ‘stofje’ in de hersenen dat ontbreekt en aangevuld moet worden. Hier is immers geen wetenschappelijk bewijs voor gevonden. Het is belangrijk in de behandeling aandacht te hebben voor al die verschillende factoren en te onderzoeken wat iemand weer weerbaar kan maken, zodat iemand weer de regie kan pakken over zijn leven. Het behandelen van een depressie bestaat in eerste instantie uit praten en kan aangevuld worden met pillen.

 

Elk medicijn kan bijwerkingen hebben. Bij antidepressiva is dat niet anders. Mensen kunnen in de eerste weken bijwerkingen ervaren, maar ook in de jaren daarna. We weten van tevoren niet wie welke bijwerkingen gaat ervaren. De kans op bijwerkingen ligt tussen de 40-60%. Daarnaast dempen deze middelen niet alleen de negatieve, maar ook de positieve emoties.

Afhankelijk van welk middel je gebruikt zijn de bijwerkingen deels voorspelbaar op basis van de specifieke werking van het middel. Hiervoor kun je kijken op PsychoseNet, bij de antidepressiva vergelijkingstool.

https://www.psychosenet.nl/tool/antidepressiva-keuzetool/

Wie toch met een antidepressivum wil beginnen kan deze keuzetool gebruiken. Hiermee kun je je goed voorbereiden op het gesprek over antidepressiva en jouw voorkeur met je behandelend psychiater bespreken.

Ook het afbouwen van medicatie vraagt aandacht. Vanwege mogelijke ontrekkingsverschijnselen vraagt ook dit om een zorgvuldig proces. Je kan hierbij denken aan het gebruik van taperingstrips. Ook dit is maatwerk. Ook hier kun je van alles over lezen op PsychoseNet.

---

 

Over de schrijver:

Peter Oud, is coördinerend behandelaar, sociaal psychiatrisch verpleegkundige, op de Stemmenpoli Alkmaar. Tevens is hij werkzaam bij BuurtzorgT.

Hij heeft circa 35 jaar ervaring als hulpverlener binnen de GGZ (diverse klinisch afdelingen, ambulant in de verslavingszorg, reclassering, bemoeizorg, crisisdienst, ouderenpsychiatrie, in huisartsenpraktijk als POH-ggz, Fact team persoonlijkheidsproblemen).

Hij is sinds 2012 actief als hulpverlener in de “Maastrichtse benadering”, om mensen te leren om te gaan met stemmen, meer geïnvolveerd in de herstel ondersteunende benadering, faciliteerde de eerste stemmenhoordersgroepen binnen de GGZ en is in de Stemmenhoordersbeweging actief geweest als secretaris, bestuurslid van Stichting Weerklank, projectleider van het 4-daags 10e Wereldcongres Stemmen Horen in Den Haag (okt 2018) en sinds maart 2019 voorzitter van Stichting Weerklank. Sinds 2014 verzorgt hij voor hulpverleners in de GGZ en stemmenhoorders de training ‘Stemmen horen begrijpelijk maken’ en workshops voor bestaande teams. Verzorgt ook gastlessen bij de Toed (opleiding tot ervaringsdeskundige) en heeft in 2023 bijgedragen aan de ontwikkeling van de gratis Elearning “Stemmen horen begrijpelijk maken”, bij GGZ Ecademy.

 

Vérstoord of géstoord

PostTraumatische Groei biedt een beter perspectief

Er wordt heel vaak naar mensen die ellende meemaken of de kluts kwijt zijn gekeken alsof er iets echt mis met ze is. Met andere woorden: in plaats van dat de constatering is dat iemands leven door moeilijke omstandigheden of gebeurtenissen eigenlijk vérstoord is, krijgt hij of zij helaas vaak een label alsof hij of zij ‘géstoord’ is. En dat klopt niet: ellende vérstoort je leven.

Maar je bent dan niet géstoord of ziek; het gaat niet om een afwijking of onwenselijk gedrag. Door ellende de kluts kwijt zijn is een volkomen natuurlijke manier van reageren. Je toont in principe ‘normaal gedrag’ als je emotioneel reageert op bepaalde omstandigheden en dat kan best even afwijken van ‘normaal dagelijks gedrag’.

Er wordt traditioneel gezien helaas vaak alleen gekeken naar klachten en gedragingen die iemand heeft en naar welke diagnose daarbij hoort en hoe dat te behandelen is en welk behandelprotocol van toepassing zou zijn. Daarbij is te vaak de houding dat er niet of nauwelijks gekeken wordt naar wie die persoon verder is en helaas wordt er vooral gekeken naar bepaald gedrag of bepaalde problematiek.

Als de behandeling/begeleiding dan klopt is dat prima, maar als dat niet klopt is het soms een regelrechte ramp met helaas verstrekkende gevolgen.
Als de behandeling niet op die mens gericht is, maar op het ‘etiket’ en je dus het bijbehorende protocol moet volgen, dan ga je gigantisch de mist in.

Het belang en het gevaar van labels

Een diagnose kan ook rust geven. Bij feitelijk vast te stellen ziektes, ‘echte’ afwijkingen en dergelijke geeft het houvast en een uitgangspunt voor een behandelplan. Het geeft op dat moment een bepaalde zekerheid, soms daardoor rust.
Het kan ook veel negatieve bijeffecten hebben, als je niet de mens die het betreft als compleet geheel bekijkt. Iedereen reageert anders. Dus zeker bij psychisch-emotioneel gerelateerde klachten is het uitermate belangrijk wie iemand precies is.

Nu gebruiken we bij psychisch-emotioneel gerelateerde klachten het medische model van bijvoorbeeld een ‘gebroken been’: Je kijkt wat er mis is, plakt er een etiket op en probeert met een behandeling de klachten te verminderen en/of te genezen.
Bij psychisch-emotioneel gerelateerde klachten is het heel gebruikelijk om daarbij ook snel medicatie in te zetten.

Maar het etiket dat je krijgt kan mensen ook op een negatieve manier met (on)mogelijkheden, kwaliteiten en eigenschappen van zichzelf confronteren. Het legt veel te sterk de nadruk op het negatieve. De behandeling met medicatie benadrukt dat vervolgens: ‘je bent ziek’.
Het kan ook heel anders. Als je mensen ermee om leert gaan er als constatering van een situatie naar te kijken en niet als een soort oordeel met de nodige beperkingen in de toekomst, dan ontstaan er weer allerlei nieuwe mogelijkheden die ook positief kunnen zijn. En waardoor je alles beter leert hanteren.

Je mist dus minstens de helft van het speelveld als je alleen op een negatieve manier naar klachten kijkt. Je mist dan namelijk het onderliggende positieve deel van een eigenschap of kwaliteit, daardoor de bewustwording daarvan en welke groei er mogelijk is. Het aanpassingsvermogen van een mens en diens ontwikkelingsproces dus!
Iemand leren om zijn ellende te hanteren en verteren door aandacht en belangstelling werkt vaak effectiever en zeker duurzamer dan er ‘even snel’ een pilletje in te stoppen.
Help iemand om zich bewust te worden van de eigen kwaliteiten en de daarbij behorende valkuilen, zodat iemand zichzelf beter leert (h)erkennen en hanteren.

Het voorkomen van stigma
Als je ellende als ontwikkelproces benadert, voorkomt dat ook meteen stigmatisering. Dat stigmatiseren is helaas momenteel een veelvuldig voorkomend probleem door het gebruik van labels.

Rondom veel ziektes, afwijkingen en vooral psychisch-emotioneel gerelateerde klachten hangt een stigma. Daar worden wij in onze samenleving steeds mee geconfronteerd. ‘De persoon’ verdwijnt achter het beeld van de aandoening. Er wordt in de samenleving daardoor vaak ‘anders’ behandeld, gehandeld en regelmatig zelfs gediscrimineerd. Terwijl iemand sterker uit de ellende kan zijn gekomen. Diegene krijgt toch het stempel ‘voorzichtig’, ‘handle with care’ of erger nog, diegene krijgt bijvoorbeeld een ‘goed passende baan’ niet waar diegene wel uitstekend geknipt voor zou zijn. Dus ‘verlies’ van status en maatschappelijke mogelijkheden voor degene met ‘het stempel’.
En voor bijvoorbeeld werkgevers die daardoor bedreven, mogelijk zeer bevlogen medewerkers missen.

PostTraumatische Groei

Bepaalde levensfases en ingrijpende gebeurtenissen kunnen je leven stevig beïnvloeden. Het kan bijvoorbeeld de puberteit zijn, of de overgang, of het krijgen van een ziekte, het meemaken van een burn-out of een depressie, het verlies van een dierbare, het zien gebeuren van een ongeluk, het meemaken van een echtscheiding, het verliezen van een baan, het verliezen van vooruitzichten in een baan of andere ellende. Het is veelal heftig en ingrijpend. Maar moeilijke tijden of ellende kunnen je levensloop uiteindelijk ook in positieve zin compleet transformeren.

Hoezo, altijd kwetsbaar blijven of op je grenzen blijven letten na ellende?
Soms is dat echt nodig, maar in veel gevallen is dat - met respect voor de doorstane ellende - nergens voor nodig! Je kunt er ook van groeien door je ellende te verteren en daardoor zelfs sterker en completer uit de strijd tevoorschijn komen.

In de wetenschap heet dat fenomeen PostTraumatische Groei.
Door vanuit een PTG-visie naar mensen te kijken met psychisch-emotioneel gerelateerde klachten, zie je de totale persoon in al zijn kwaliteiten en valkuilen.

Om het romantiseren van het begrip PostTraumatische Groei te voorkomen willen we graag benadrukken dat ellende akelig, naar en indrukwekkend is. Ellende hoort bij het leven en is pittig om mee om te gaan. Het kan echter uiteindelijk ook iets moois opleveren en dan naderhand zelfs een cadeautje blijken te zijn. Je moet wel eerst het ‘prikkeldraad’ eromheen zeer zorgvuldig en voorzichtig verwijderen en dat is en blijft een pittig proces.
Ooit is er door Falke en Goldberg over geschreven: ”Struggle is a terrible thing to waste”.
En dat klopt volledig! Dus als er dan toch ellende is, benut het dan alsjeblieft volledig. Dan hou je er uiteindelijk ook iets goeds aan over, namelijk ‘levenservaring’ in hoe jij adequaat met jouw totale leven om kunt gaan, in zowel goede als slechte tijden. Een moeizame periode gaat daardoor soepeler en van een fijne periode kun je daardoor optimaler genieten en gebruik maken. De klacht ontwikkelt zich tot Kracht.

Kortom: door vanuit een PTG-visie naar mensen te kijken met psychisch-emotioneel gerelateerde klachten, vermindert enerzijds de kans op stigmatisering en andere negatieve effecten en anderzijds is iemand weer mens met zijn of haar verhaal en zijn of haar krachten, kwaliteiten, capaciteiten en valkuilen. Een mens die kan groeien in en door moeilijke tijden.

 

Over de schrijvers:

Anja Jongkind en Greet Vonk zijn PTG-experts en werken sinds 2013 samen binnen Et Emergo. Ze hebben PTG-Coaching ontwikkeld en zijn gespecialiseerd in coaching op het gebied van bewustzijnsontwikkeling.

Ze maken de podcast Cadeautje verpakt in prikkeldraad, schrijven boeken en artikelen, ontwikkelden een e-learning en geven workshops, lezingen, inspiratiesessies en opleidingen op het gebied van PostTraumatische Groei (PTG).
Deze blog bevat delen uit hun eerste boek PostTraumatische Groei-Sterker door ellende en uit hun nieuwste boek Cadeautje verpakt in prikkeldraad-Van klacht naar Kracht dat op 17 augustus 2023 uitkwam en in de voorverkoop al op nummer 1 stond van de top 100 van Managementboek.

Anja werkt in haar praktijk als therapeut en als coach al meer dan 40 jaar vanuit deze PTG-uitgangspunten. Ze was 11 jaar directeur van een GZ/GGZ-erkende zorginstelling.
Greet leerde rondom de eeuwwisseling ‘het vak’ van Anja en deed een wetenschappelijk onderzoek betreffende PostTraumatische Groei. Haar onderzoek is in 2019 gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift International Journal of Workplace Health Management.