Wij zijn ons brein

Wij zijn ons brein

 

Deze enigszins provocerende uitspraak die we de laatste jaren vaak horen is ontleend aan het gelijknamige populaire boek van Dick Swaab.

‘Ik ben mijn brein’, zo luidde de titel reeds van een column van diezelfde Swaab een paar jaar vóór de verschijning van dit boek. Die titel triggerde mij destijds, wat zeg ik: die titel ergerde mij! Het simplistische idee dat ik mijn hersenen ben en de overtuiging die eruit spreekt dat het raadsel van lichaam en geest eigenlijk wel is opgelost vond ik verbijsterend naïef. In diezelfde tijd las ik eveneens het boek ‘Consciousness Explained’ van Daniel Dennet, en ook die titel getuigde van die vanzelfsprekende overtuiging dat we het geheim van het bewustzijn in onze hersenen kunnen vinden. Voor Dennet is het bewustzijn geen geheim, het is een raadsel dat opgelost moet worden, dat opgelost kan worden en dat in feite reeds ís opgelost. Niks geen ondoorgrondelijk mysterie, niks ‘bovennatuurlijks’, niks spiritueels, maar gewoon een wetenschappelijk vraagstuk als alle andere dat met de concepten en methodes van de ‘natural sciences’ kan worden getackeld.

Illustratief voor de hardnekkigheid van het probleem is echter dat hij in het begin van zijn boek een bekende cartoon aanhaalt die duidelijk maakt hoe mensen, ook wetenschappers, toch nog vaak hun toevlucht zoeken tot een bovennatuurlijke verklaring om hun hypothese rond te krijgen, en hoe hij, Dennet zelf, daar ook niet aan ontkomt, zonder dat zelf door te hebben. We zien op dat plaatje twee overduidelijke wetenschappers voor een groot, ouderwets schoolbord staan dat helemaal is vol gekalkt met ingewikkelde wiskundige formules. De ene, met een krijtje in de hand, legt de andere, die verwonderd staat toe te kijken, uit wat hij heeft bedacht. Halverwege alle indrukwekkende wiskunde staan echter de woorden ‘then a miracle occurs’ waarna de reeks formules hervat wordt. Voor Dennet is dit een gotspe. Onze ‘natural science’ volstaat om alles, in dit geval maar liefst het bewustzijn, te verklaren, wonderen zijn niet nodig.

Toch kan Dennet zelf deze valkuil dus evenmin ontwijken. Het moment in zijn boek (een hele ingewikkelde redenering omtrent interacterende digitale en analoge systemen in onze hersenen) waarbij de hersenen bewustzijn opleveren is ook bij hem gehuld in mist: complexiteit die leidt tot iets radicaal nieuws: bewustzijn.  In mijn ogen gewoon weer een variant van ‘and then a miracle occurs’.

En dat is ook niet gek. Want het is een onmogelijke taak om bewustzijn vanuit materie te verklaren, alle dappere pogingen die tot nog toe gedaan zijn en alle beloftes dat we hard op weg zijn om dat voor elkaar te krijgen ten spijt. Het zogenaamde ‘hard problem of consciousness’ blijft gewoon bestaan. Oftewel: hoe verklaar je de onmiskenbare aanwezigheid van onze kwalitatieve ervaring vanuit dood spul. Hoe kan licht van een bepaalde frequentie leiden tot de ervaring van ‘rood’?

De notie ‘dat wij ons brein zijn’ wordt ons echter bij voortduring impliciet als vaststaand feit gepresenteerd. De fascinatie voor het brein, en dat daar de verklaring voor ons gedrag gevonden kan worden, is groot. Denk bijvoorbeeld aan de populaire optredens van Eric Scherder die ons gedrag uitlegt aan de hand van mooie plaatjes van de hersenen waar van alles oplicht bij angst, verwachting of diep nadenken. Daar, in die hersenen, daar gebeurt het! Angst zit in de amygdala, planning in de prefrontale cortex, herinneringen in de hippocampus. De overtuiging ‘lk ben mijn brein’ heeft onderhand diep wortel geschoten in onze cultuur.

En zo zijn we er dus eveneens van overtuigd geraakt dat ook psychiatrische problemen als depressie, angststoornissen en psychoses in de hersenen moeten zitten. En dat daar dan ook de oplossing voor die problemen te vinden moet zijn. Een moderne revival van het 19e-eeuwse gedachtengoed van Griesinger die stelde: Geisteskrankheiten sind Gehirnkrankheiten,  maar nu op de golven van het moderne hersenonderzoek en de introductie van de DSM-III in de jaren tachtig.

De jaren negentig werden zelfs uitgeroepen tot ‘decade of the brain’ en het grote project om symptomen en aandoeningen te koppelen aan fysiologische parameters ging van start. De zoektocht naar deze zogenaamde biomarkers heeft echter tot nu toe (vrijwel) niets opgeleverd. Grote doorbraken op het gebied van de biologische psychiatrie (betere, gerichte medicatie, andere manieren van beïnvloeding van de hersenen) zijn uitgebleven. Het élan om met dit project door te gaan is er echter niet minder om geworden, het grote geloof in de hersenen als bron van oorzaak en oplossing van psychiatrische ziektes is taai gebleken.

Het is een beetje als die dronken man die midden in de nacht op zijn knieën voor zijn huis onder een lantaarnpaal wordt aangetroffen door een voorbijganger. Hij lijkt iets te zoeken.

Wat zoekt u? vraagt die voorbijganger dan ook.

Mijn huissleutel, zegt de man, die heb ik verloren.

Voorbijganger: O, heeft u die hier verloren dan?

Nee, waarschijnlijk verderop, zegt de man.

Maar waarom zoekt u dan hier, onder de lantaarnpaal?

Zegt de man: Hier is tenminste licht!

En zo blijven ook wij zoeken op de plek waar het licht op dit moment schijnt: de hersenen.

Terwijl we eigenlijk heel goed weten dat de oplossing voor het overgrote deel van de problematiek gevonden moet worden daar waar het probleem zich afspeelt: in het psychosociale domein. Daar ontstaan de problemen en daar wordt bepaald hoe we ermee omgaan en daar valt dus ook verandering en verbetering te verwachten. Vooralsnog lijkt het echter een brug te ver om dit volmondig te erkennen, hoewel we als professionals in de psychiatrie elke dag ervaren dat we het grootste deel van onze tijd, die we tenminste niet aan bureaucratie kwijt zijn, bezig zijn om met patiënten over hun problemen te praten en samen naar oplossingen te zoeken. Ondersteuning daarbij door medicatie is soms behulpzaam maar vrijwel nooit de belangrijkste interventie. En ingrijpende biologische behandelingen als electroconvulsietherapie (ect) en deep brain stimulation (dbs) zijn de uitzonderingen die deze regel bevestigen.

De bescheidenheid die met dit inzicht gepaard gaat strookt echter niet met de behoefte van velen aan erkenning en profilering van de psychiatrie als medisch specialisme, als ‘specialisme van het brein’.

Over dat lichaam-geest probleem valt nog heel veel meer te zeggen. Ik wil hier volstaan met de constatering dat dit probleem nog steeds dezelfde actualiteit heeft als altijd. Een ‘oplossing’ zal vanuit een andere invalshoek moeten komen. We zullen ons moeten bezinnen op de filosofische en levensbeschouwelijke uitgangspunten die we al dan niet bewust hanteren. Maar daarover wellicht een andere keer.

‘Ik ben mijn brein’ was de titel van die column van Swaab lang geleden. Gelukkig stond er een fotootje bij van de auteur. Hij leek niet op zijn brein viel mij op.

 

Henk van der Pol

Henk van der Pol (1959) werkt momenteel als psychiater bij BuurtzorgT in Heerenveen en Sneek. De ambulante, sociaal gerichte psychiatrie is waar zijn hart ligt. De filosofische en levensbeschouwelijke aspecten hebben zijn bijzondere belangstelling.

Meer artikelen

Thema (8-12): De rol van de psychiater

Vervolg open brief Remy Roest:

Normaals wil ik benadrukken dat ik als pensionado wel erg makkelijk praten heb. Ook hecht ik eraan te zeggen dat ik voor veel psychiaters grote waardering heb. Wat ik ga zeggen betreft niet hun persoon/oprechte intenties maar hun rol. En ik constateer ook dat iedereen ‘gevangen’ zit in een groot systeem dat lastig is te veranderen, al ben je de meest innovatieve psychiater. Met name in grote GGZ-instellingen is hun positie vaak niet benijdenswaardig. De maatschappij legt veel maatschappelijke/ordeproblematiek op het bord van de arts/psychiater. Vervolgens komen klachtencommissie, tuchtrechter, strafrechter, inspectie, de pers, andere disciplines, cliënten- en familieorganisaties e.a. ach en wee roepen als de dokter een medisch antwoord geeft (inclusief een heel classificatiesysteem) op niet-medische problematiek.

De arts (specialist ouderengeneeskunde, psychiater) wordt door de samenleving tot eindverantwoordelijke benoemd en als joker gebruikt om verantwoording af te leggen inzake allerhande netelige kwesties (dwangopnames/behandeling, separaties, dwangontslag, euthanasie, etc). Maar de psychiater heeft dat ook gedeeltelijk aan zichzelf te wijten. Met name door zich als playing captain in de GGZ te afficheren. En door functies zoals eerste geneeskundige, geneesheerdirecteur en lid van de Raad van Bestuur te accepteren. En door zich competent te verklaren op alle gebieden waar de GGZ raakvlakken mee heeft, culminerend in het begrip ‘netwerkpsychiatrie’. En wat betekent de systematic review/meta-analyse van Cuijpers e.a. voor de (psychiater) psychotherapeut? Op grond waarvan beschouwt de psychiater zich qualitate qua als de gedoodverfde X shaped professional?

Aanvankelijk was ik erg enthousiast over het document ‘De psychiater komt over de brug’. Als docent bij R92 was ik verheugd dat bij de levensterreinen ‘wonen, werken en sociale contacten’ de IRB aanbevolen werd. Jammer dat het terrein ‘begeleid leren’ niet wordt genoemd. Erg belangrijk omdat psychiatrische problemen juist vaak debuteren op jonge leeftijd. (Wellicht goed om hier nog eens te benadrukken dat de IRB een technologie is om het rehabilitatiePROCES te ondersteunen. FACT, IPS en Housing First zijn voorbeelden van rehabilitatiePROGRAMMA‘s. De IRB kan heel goed in programma‘s geïmplementeerd worden mits de waarden van het programma overeenstemmen met IRB-waarden).  Mijn bedenkingen bij het document betreffen echter de dominante positie die de psychiater toch weer lijkt te claimen: ‘De psychiater ziet toe op alle facetten van het herstelproces, stimuleert de toepassing van de IRB, ontwikkelt Housing First en zo meer’. Mijn indruk is echter dat het aantal psychiaters met meer dan gemiddelde affiniteit met en kennis van de IRB op EEN hand is te tellen. Als een psychiater de IRB niet faciliteert en geen Housing First ontwikkelt kan deze persoon dan berispt worden door de tuchtrechter omdat hij of zij in onvoldoende mate de handreiking van de NVvP volgt? En als niet symptoomreductie, maar kwaliteit van leven, zingeving, wellbeing, geluk en herstel de richtinggevende visie zijn, waarom dan weer de dominante rol van de psychiater? Moeten psychiaters niet veel bescheidener worden nu andere paradigma’s leidend worden? Waarom playing captain? Waarom ligt het ‘geweldsmonopolie’ in de psychiatrie bij de psychiater? Eindverantwoordelijkheid voor separatie ligt bij de psychiater, maar andere disciplines komen wellicht met frisse andere ideeën. 

Jim van Os stelt mijns inziens terecht de vraag of psychiaters wel de aangewezen personen zijn om euthanasievragen te beantwoorden. En waarom zouden psychiaters leden van de Tweede Kamer moeten adviseren over de mentale gezondheid van Nederland? (Behalve Jim van Os met GEM). Ik heb bij ‘netwerkpsychiatrie’ en ‘De psychiater komt over de brug’ de associatie met goedwillende, innovatieve postzegelfabrikanten die nieuwe postzegels op e-mailverkeer willen plakken. NetwerkZORG klinkt veel beter.  Peter Götzsche stelt het erg scherp als hij de psychiatrie een ziek specialisme noemt. Hij wijst op de onvolkomenheden van veel onderzoek. Hij pleit voor opheffing van het specialisme. Götzsche schrijft echter wel met waardering over de studie van Lex Wunderink. Lex onderzocht juist ook datgene waar het uiteindelijk om gaat: kwaliteit van leven! Een recent artikel uit The Lancet, Less focus on symptom scales in psychiatric trials, laat zien dat het werk van Lex Wunderink eerder uitzondering dan regel is. In Nederland is er gelukkig wel veel aan het veranderen, zie de hamlett- en opheliastudie en het boek Minder slikken van Remke van Staveren. Zie ook de website van De Vereniging Afbouwmedicatie. 

De psychiatrie opheffen, zoals Götzsche bepleit? Maar wie onderzoekt, bewaakt, behandelt dan de wisselwerking tussen geest en lichaam? De neurobiologie, neurodiversiteit, het microbioom, epigenetica, neuronale netwerken, immunologie, farmacogenetica en, waar nodig, heel zorgvuldig, farmacotherapie etc. Psychiatrie is, in tegenstelling tot de GGZ, een medisch specialisme. ‘Medische psychiatrie’ is mijns inziens een pleonasme, net als ‘snijdende chirurgie’. Maar dat rechtvaardigt geenszins de dominante rol van de psychiater in de gehele GGZ. Damiaan Denys stelt in zijn boek Het tekort van het teveel voor de psychiatrie te ontbinden in een beperkte groep hooggespecialiseerde psychiaters/onderzoekers/medisch specialisten en een nieuw specialisme ‘GGZ-artsen’. Een idee dat mij zeker aanspreekt (maar nogmaals, ik heb makkelijk praten). Beste Ewout, tot zover een aantal overwegingen. Ik zie prachtige ontwikkelingen in het veld, maar ook veel onduidelijkheid en controverse. 

Waar is de erkenning van schade aangericht door psychofarmaca?

In deze podcast aflevering voor psychosenet gaat Jim van Os in gesprek met Ewout Kattouw over iatrogene schade (schade aangericht door medisch ahndelen) en de erkenning hiervan. De vraag wordt gesteld: wie is verantwoordelijk voor foute cummulatieve behandeleingen die het lijden alleen maar vergroten? Zijn het de artsen die voorschreven? Zijn het de weinig wetenschappelijke richtlijnen achter hun handelen? Is het gebrek aan toezicht? Zijn wij het, de samenleving, die er niet wakker van kunnen liggen? Luister naar dit gesprek, en vraag je af hoe de psychiatrie er voor kan zorgen dat er een goed feedbacksysteem komt waarin kritische reflectie met de mensen die het (hebben) ondergaan de norm wordt

 

https://www.youtube.com/watch?v=GHjwir3rT7s 

Will Hall ontmoet Ewout Kattouw

Op 27 juni 2024 vond er een ontmoeting plaats tussen Will Hall en Ewout Kattouw.

 

Bekijk hier deze bijzondere ontmoeting tussen Will Hall en Ewout Kattouw.

https://www.psychosenet.nl/video/will-hall-ontmoet-ewout-kattouw/?utm_source=nieuwsbrief%20pnet&utm_medium=email&utm_campaign=psychosenet_nieuwsbrief&utm_term=2024-07-07

Tijdens deze ontmoeting ging het gesprek over familie, herstel en een reis door de zorg.

Met name de keuze die je kunt maken om niet verbitterd te raken door de mogelijke aschde die het patiënt zijn heeft aangericht kwam aan bod. 

 

Will Hall is auteur van de Harm Reduction Guide to Coming Off Psychiatric Drugs.

Ewout Kattouw is ervaringsdeskundige en voorzitter van stichting Pill. Ook is hij auteur van het boek Wie is er nou eigenlijk gek? Ewout bouwde meer dan 40 soorten medicatie af.