Tapering en taperingmedicatie

Tapering en taperingmedicatie

Afbouwen van antidepressiva hoe zit dat nou eigenlijk?

Stichting PILL heeft een uitgebreide reactie geschreven op het Multidisciplinair document ‘Afbouwen Overige Antidepressiva’ (anders dan SSRI’s en SNRI’s)’ (Horikx, et al., 2023). Deze voert daarmee ook terug op het consensus document 'afbouwen van SSRI’s en SNRI’s' (Horikx, et al., 2018).

Stichting PILL neemt u mee in de verschillende thema’s die in de uitgebreide reactie staan en koppelen hier aanbevelingen aan.

Dit doen we omdat het hier een onderwerp betreft wat van maatschappelijk belang is aangezien er - alleen al in Nederland- velen voor de uitdaging staan van het afbouwen van psychofarmaca (in dit geval antidepressiva. We vinden daarom dat de discussie hierover ook open in de brede samenleving gevoerd behoort te worden waarin verschillende ervaringen, visies en ideeën bij elkaar mogen komen.

 

Deze keer het thema:

Tapering en taperingmedicatie

Sinds het jaar 2013 is taperingmedicatie beschikbaar, waarmee patiënten verantwoord en veilig medicatie kunnen afbouwen. Taperingmedicatie maakt het mogelijk dat het lichaam dankzij geleidelijke, kleine afbouwstappen de tijd krijgt om aan een lagere dosis te wennen. Hiermee kunnen onttrekkingsklachten worden voorkomen. Er is inmiddels wetenschappelijke evidentie, waaruit blijkt dat afbouwen met taperingmedicatie goed werkt. Drie onafhankelijke retrospectieve cohort onderzoeken (Groot & van Os, 2018); (Groot & van Os, 2020); (Groot & van Os, 2021) leveren consistente onderbouwing voor de effectiviteit van taperingmedicatie. Van een grote groep patiënten, waarvan velen al jaren antidepressiva hadden gebruikt en één of meerdere mislukte pogingen om met de medicatie te stoppen hadden gedaan, lukte het 70 procent om dankzij tapering te stoppen. Een publicatie van zeer recente datum (Groot & van Os, 2023), een prospectief cohortonderzoek, biedt eveneens onderbouwing voor tapering. De werkgroep heeft er echter voor gekozen om tapering en taperingmedicatie buiten beschouwing te laten. Stichting PILL vindt dit laatste een ontoelaatbare omissie van de werkgroep, die indruist tegen het recht van patiënten om verantwoord en veilig medicatie te kunnen afbouwen.

 

Aanbevelingen PILL:

Stichting PILL raadt vaste afbouwschema’s af. Daarentegen adviseert Stichting PILL het in acht nemen van ‘hyperbolisch’ (kleine stapjes met afnemende grootte van de dosisverlagingen) afbouwen door middel van taperingmedicatie. Voorts pleiten we voor samen beslissen (shared decision making) bij het kiezen van een afbouwschema en tijdens het afbouwen een goede, liefst dagelijkse monitoring.

 

Verwijzingen:

Groot, P. C., & van Os, J. (2018). Antidepressant tapering strips to help people. Psychological, Social and Integrative Approaches.

Groot, P. C., & van Os, J. (2020). Outcome of antidepressant drug discontinuation with taperingstrips after 1-5 years. Therapeutic Advances in Psychopharmacology.

Groot, P. C., & van Os, J. (2021). Successful use of tapering strips for hyperbolic reduction of antidepressant dose: a cohort study. Therapeutic Advances in Psychopharmacology.

Groot, P. C., & van Os, J. (2023). Outcomes of hyperbolic tapering of antidepressants. Therapeutic Advances in Psychopharmacology.

Meer artikelen

Waar is de erkenning van schade aangericht door psychofarmaca?

In deze podcast aflevering voor psychosenet gaat Jim van Os in gesprek met Ewout Kattouw over iatrogene schade (schade aangericht door medisch ahndelen) en de erkenning hiervan. De vraag wordt gesteld: wie is verantwoordelijk voor foute cummulatieve behandeleingen die het lijden alleen maar vergroten? Zijn het de artsen die voorschreven? Zijn het de weinig wetenschappelijke richtlijnen achter hun handelen? Is het gebrek aan toezicht? Zijn wij het, de samenleving, die er niet wakker van kunnen liggen? Luister naar dit gesprek, en vraag je af hoe de psychiatrie er voor kan zorgen dat er een goed feedbacksysteem komt waarin kritische reflectie met de mensen die het (hebben) ondergaan de norm wordt

 

https://www.youtube.com/watch?v=GHjwir3rT7s 

Will Hall ontmoet Ewout Kattouw

Op 27 juni 2024 vond er een ontmoeting plaats tussen Will Hall en Ewout Kattouw.

 

Bekijk hier deze bijzondere ontmoeting tussen Will Hall en Ewout Kattouw.

https://www.psychosenet.nl/video/will-hall-ontmoet-ewout-kattouw/?utm_source=nieuwsbrief%20pnet&utm_medium=email&utm_campaign=psychosenet_nieuwsbrief&utm_term=2024-07-07

Tijdens deze ontmoeting ging het gesprek over familie, herstel en een reis door de zorg.

Met name de keuze die je kunt maken om niet verbitterd te raken door de mogelijke aschde die het patiënt zijn heeft aangericht kwam aan bod. 

 

Will Hall is auteur van de Harm Reduction Guide to Coming Off Psychiatric Drugs.

Ewout Kattouw is ervaringsdeskundige en voorzitter van stichting Pill. Ook is hij auteur van het boek Wie is er nou eigenlijk gek? Ewout bouwde meer dan 40 soorten medicatie af.

Kan de oplossing het probleem worden? Reactie op ‘Diagnostiek en behandeling van suïcidaliteit; een kwestie van maatwerk’

In het artikel 'Diagnostiek en behandeling van suïcidaliteit; een kwestie van maatwerk' https://www.tijdschriftvoorpsychiatrie.nl/nl/artikelen/article/50-13279_Diagnostiek-en-behandeling-van-suicidaliteit-een-kwestie-van-maatwerk benadrukken Mennen e.a. waarom een diepgaande analyse van suïcidaliteit essentieel is.1 Hoewel het waardevol is dat dit gevoelige onderwerp grondig wordt onderzocht, wil ik de aandacht vestigen op een leemte wat betreft de causale effecten van medische interventies op suïcidaliteit. Naast het uitvoerig analyseren van mogelijke oorzaken van suïcidaliteit, zoals verlies van autonomie en de overdreven focus op veiligheid en controle in behandelingen, stel ik enkele vragen die niet in het artikel aan bod komen, maar cruciaal zijn voor het begrijpen van de causale verbanden tussen behandelingen en suïcidaliteit:

- Zouden diverse psychofarmacologische behandelingen door de jaren heen tot iatrogene schade en een toename van suïcidaliteit kunnen leiden?

- Moeten we twijfelen aan de effectiviteit van alle toegepaste interventies?

Het lezen van het artikel over de diagnostiek en behandeling van suïcidaliteit wekte bij mij zowel herkenning als verbazing op over het gebrek aan zelfreflectie binnen de wetenschap omtrent de invloed van psychofarmacologische interventies op suïcidaliteit. Mijn verbazing, en hoe deze tot herkenning leidt, wil ik verder toelichten. Als kind was ik vrolijk en ondernemend, maar rond mijn 18de kwam ik in aanraking met antidepressiva na een periode van somberheid en lichte angst, voortkomend uit de uitdagingen van de adolescentie. De voorgeschreven venlafaxine leidde snel tot suïcidale gedachten, een verschijnsel dat eerder afwezig was.2 Dit aspect werd, net als in de casusanalyse van het artikel, over het hoofd gezien, ondanks relevante literatuur over dit onderwerp.

Mennen e.a. presenteren een casus van een jong meisje met onverklaarbare buikklachten, die na verschillende behandelingen, waaronder EMDR, CGT, mindfulness en het gebruik van sertraline, vermoeidheid, anhedonie en suïcidale gedachten kreeg. Dit roept vragen op over de reden achter het voorschrijven van sertraline en of dit in lijn was met de richtlijnen.

Na uitdrukking van suïcidaliteit volgde een gedwongen opname en de voorschrijving van fluoxetine, olanzapine en quetiapine, wat leidt tot verdere vragen over de rationale achter deze behandelingen en de toepassing van polyfarmacie, gezien de risico's op verergering van depressie en suïcidaliteit.

Vervolgens leidde een reeks veiligheidsmaatregelen tot een versterking van de suïcidale identiteit van het meisje, zonder ruimte voor de ontwikkeling van een gezonde identiteit. Deze aanpak resulteerde in een zes maanden durende gedwongen opname en dwangmedicatie. Dit roept vragen op over de monitoring en afbouw van de medicatie.

De behandeling werd voortgezet met de toevoeging van fluvoxamine en ECT, wat geen resultaat opleverde. Een meer op autonomie gerichte benadering leidde tot een verbetering, waarbij de patiënte de suïcidale intrusies onder controle kreeg, maar desondanks depressief bleef. Dit leidde tot aanmelding bij het Expertisecentrum Euthanasie, maar ook tot een behandeling gericht op activatie en acceptatie van suïcidale intrusies. Deze resulteerde in een verbeterde levenskwaliteit, ondanks aanhoudende somberheid en lijden.

Ik concludeer dat het artikel een waardevolle reflectie biedt op de impact van vrijheidsbeperkende interventies en autonomieverlies op suïcidaliteit, maar ik mis een kritische evaluatie van psychofarmacologische interventies. Door te pleiten voor een model van subtypen van suïcidaal gedrag, suggereren de auteurs een aanpak voor gepersonaliseerde diagnoses en behandelingen. Echter, zonder de erkenning van iatrogene suïcidaliteit als mogelijk vijfde subtype, blijft het model onvolledig. De casus onderstreept het belang van terughoudendheid en zorgvuldige monitoring bij het voorschrijven van psychofarmaca, vooral bij kinderen, en roept op tot een kritische heroverweging van onze benadering van behandelingen die suïcidaliteit kunnen verergeren.

 

Literatuur

1        Mennen KHJE, Rasing SPA, de Winter RFP, e.a. Diagnostiek en behandeling van suïcidaliteit; een kwestie van maatwerk. Tijdschr Psychiatr 2024; 66: 101-6.

2        Kattouw E. Wie is er nou eigenlijk gek? De cliënt, de psychiatrie of de maatschappij? Utrecht: Uitgeverij De Graaff; 2022.

 

Deze ingezonden brief is inclusief reactie van de atuers van het originle artikel te lezen op: https://www.tijdschriftvoorpsychiatrie.nl/nl/artikelen/article/50-13331_