Terugval en/of recidive in ziekte en stoornis of bio-psycho-sociale gevolgen van psychofarmaca gebruik?

Terugval en/of recidive in ziekte en stoornis of bio-psycho-sociale gevolgen van psychofarmaca gebruik?

Afbouwen van antidepressiva hoe zit dat nou eigenlijk?

Stichting PILL heeft een uitgebreide reactie geschreven op het Multidisciplinair document ‘Afbouwen Overige Antidepressiva’ (anders dan SSRI’s en SNRI’s)’ (Horikx, et al., 2023). Deze voert daarmee ook terug op het consensus document 'afbouwen van SSRI’s en SNRI’s' (Horikx, et al., 2018).

De komende weken neemt stichting PILL u mee in de verschillende thema’s die in de uitgebreide reactie staan en koppelen we hier aanbevelingen aan.

Dit doen we omdat het hier een onderwerp betreft wat van maatschappelijk belang is aangezien er - alleen al in Nederland- velen voor de uitdaging staan van het afbouwen van psychofarmaca (in dit geval antidepressiva. We vinden daarom dat de discussie hierover ook open in de brede samenleving gevoerd behoort te worden waarin verschillende ervaringen, visies en ideeën bij elkaar mogen komen.

 

Deze keer het thema:

Terugval en/of recidive in ziekte en stoornis of bio-psycho-sociale gevolgen van psychofarmaca gebruik?

Ten eerste is het de vraag wat terugval en wat recidive is. Waar valt men in terug en waar recidiveert men in? Als het over mogelijke ziektes en stoornissen gaat zou men wellicht kunnen spreken over terugval en/of recidive. Als het gaat over de gevolgen van psychosociale problemen, die (tijdelijk) zijn gedempt met antidepressiva, is het wellicht niet gerechtvaardigd om over terugval en/ of recidive te praten.

Aangezien er in Nederland ruim een miljoen mensen antidepressiva slikken is het niet aannemelijk dat die dit allemaal slikken vanwege een biomedische ziekte of stoornis (als we daar al over kunnen spreken bij psychische ontregelingen). Zou het niet aannemelijk kunnen zijn dat een groot deel dit slikt voor allerlei psychosociale problemen, die gepaard gaan met negatieve emoties en gevoelens? In dit laatste geval is de kans groot dat de antidepressiva niet veel meer doen dan de problemen maskeren en vooruitschuiven. Hier past de metafoor bij van een bal die men onder water drukt. Zolang deze onder water gedrukt wordt, lijkt deze er niet te zijn. Maar zodra men niet meer drukt, schiet de bal direct weer boven water. Sterker nog, de bal zal eerst hoger boven het water uitkomen, om daarna weer op het waterniveau te landen.

Als iemand, na lange tijd, afbouwt en/of stopt met het gebruik van antidepressiva is er een kans dat de onderliggende problemen weer in volle hevigheid tevoorschijn komen. Vervolgens weer opnieuw beginnen met antidepressiva kan erin resulteren dat de problemen wederom voor lange tijd weggedrukt worden met een groter risico tot iatrogene schade.

Naast de fysiologische veranderingen die kunnen optreden bij start en afbouw van antidepressiva, en andere psychofarmaca, kunnen er ook psychologische en sociale veranderingen plaatsvinden die behoorlijk ontregelend kunnen zijn. Deze ontregelingen kunnen gelabeld worden als terugval en/of recidive terwijl ze misschien wel noodzakelijk kunnen zijn voor een duurzaam herstelproces. Het is bekend dat antidepressiva vervlakking kunnen geven van emoties en denkprocessen negatief kunnen beïnvloeden (‘brain fog’). Zo is het goed mogelijk dat iemand, na afbouw en/of stoppen, weer voor het eerst in lange tijd in contact komt met de volle sterkte van de eigen emoties en weer helder kan denken. Dit kan als prettig en wenselijk ervaren worden, maar kan ook zeer overweldigend zijn. Daar komt bij dat het weer kunnen beschikken over het hele spectrum aan gevoelsbelevingen en een meer heldere gedachtewereld tot nieuwe inzichten kan leiden.

Ook onderliggend trauma kan aan de oppervlakte komen nadat de demping van het psychofarmacon is afgenomen. Het is daarnaast mogelijk dat men in eerste instantie in psychische nood is gekomen mede door traumatische omgevingsfactoren. Als de invloed van deze problemen is gedempt met psychofarmaca, kan het na afbouw en/ of stoppen opnieuw tot een confrontatie met deze omgevingsfactoren leiden. Als men deze ervaringen als terugval en/ of recidive gaat classificeren, is het niet ondenkbaar dat dit zal leiden tot het benoemen van een medisch toestandsbeeld en het starten van een nieuwe behandeling met psychofarmaca. De ‘window of opportunity’ om tot groei en ontwikkeling te komen wordt zo mogelijk in de kiem gesmoord. Alleen al vanuit ervaringsperspectief zijn de veranderingen die afbouw en/of stoppen van antidepressiva en andere psychofarmaca kunnen geven dus een stuk ingewikkelder dan in de handleiding wordt weergegeven.

Verwijzingen:

Horikx, A., de Leest, K., Groeneweg, B. F., van den Eijnden, M. J., Kurver, M. J., Hooymans, C. D., . Veereschild, M., Hermand, L.A.M., Ruhé, H. G. (2023). Multidisciplinair document ‘Afbouwen Overige. Nijmegen.

Horowitz, M. (2021, augustus 5). Expertise from outside the Academy: tapering off antidepressants. Geraadpleegd op 13 juni 2023 van National Elf Service : https://www.nationalelfservice.net/treatment/antidepressants/tapering-offantidepressants

Meer artikelen

Waar is de erkenning van schade aangericht door psychofarmaca?

In deze podcast aflevering voor psychosenet gaat Jim van Os in gesprek met Ewout Kattouw over iatrogene schade (schade aangericht door medisch ahndelen) en de erkenning hiervan. De vraag wordt gesteld: wie is verantwoordelijk voor foute cummulatieve behandeleingen die het lijden alleen maar vergroten? Zijn het de artsen die voorschreven? Zijn het de weinig wetenschappelijke richtlijnen achter hun handelen? Is het gebrek aan toezicht? Zijn wij het, de samenleving, die er niet wakker van kunnen liggen? Luister naar dit gesprek, en vraag je af hoe de psychiatrie er voor kan zorgen dat er een goed feedbacksysteem komt waarin kritische reflectie met de mensen die het (hebben) ondergaan de norm wordt

 

https://www.youtube.com/watch?v=GHjwir3rT7s 

Will Hall ontmoet Ewout Kattouw

Op 27 juni 2024 vond er een ontmoeting plaats tussen Will Hall en Ewout Kattouw.

 

Bekijk hier deze bijzondere ontmoeting tussen Will Hall en Ewout Kattouw.

https://www.psychosenet.nl/video/will-hall-ontmoet-ewout-kattouw/?utm_source=nieuwsbrief%20pnet&utm_medium=email&utm_campaign=psychosenet_nieuwsbrief&utm_term=2024-07-07

Tijdens deze ontmoeting ging het gesprek over familie, herstel en een reis door de zorg.

Met name de keuze die je kunt maken om niet verbitterd te raken door de mogelijke aschde die het patiënt zijn heeft aangericht kwam aan bod. 

 

Will Hall is auteur van de Harm Reduction Guide to Coming Off Psychiatric Drugs.

Ewout Kattouw is ervaringsdeskundige en voorzitter van stichting Pill. Ook is hij auteur van het boek Wie is er nou eigenlijk gek? Ewout bouwde meer dan 40 soorten medicatie af.

Kan de oplossing het probleem worden? Reactie op ‘Diagnostiek en behandeling van suïcidaliteit; een kwestie van maatwerk’

In het artikel 'Diagnostiek en behandeling van suïcidaliteit; een kwestie van maatwerk' https://www.tijdschriftvoorpsychiatrie.nl/nl/artikelen/article/50-13279_Diagnostiek-en-behandeling-van-suicidaliteit-een-kwestie-van-maatwerk benadrukken Mennen e.a. waarom een diepgaande analyse van suïcidaliteit essentieel is.1 Hoewel het waardevol is dat dit gevoelige onderwerp grondig wordt onderzocht, wil ik de aandacht vestigen op een leemte wat betreft de causale effecten van medische interventies op suïcidaliteit. Naast het uitvoerig analyseren van mogelijke oorzaken van suïcidaliteit, zoals verlies van autonomie en de overdreven focus op veiligheid en controle in behandelingen, stel ik enkele vragen die niet in het artikel aan bod komen, maar cruciaal zijn voor het begrijpen van de causale verbanden tussen behandelingen en suïcidaliteit:

- Zouden diverse psychofarmacologische behandelingen door de jaren heen tot iatrogene schade en een toename van suïcidaliteit kunnen leiden?

- Moeten we twijfelen aan de effectiviteit van alle toegepaste interventies?

Het lezen van het artikel over de diagnostiek en behandeling van suïcidaliteit wekte bij mij zowel herkenning als verbazing op over het gebrek aan zelfreflectie binnen de wetenschap omtrent de invloed van psychofarmacologische interventies op suïcidaliteit. Mijn verbazing, en hoe deze tot herkenning leidt, wil ik verder toelichten. Als kind was ik vrolijk en ondernemend, maar rond mijn 18de kwam ik in aanraking met antidepressiva na een periode van somberheid en lichte angst, voortkomend uit de uitdagingen van de adolescentie. De voorgeschreven venlafaxine leidde snel tot suïcidale gedachten, een verschijnsel dat eerder afwezig was.2 Dit aspect werd, net als in de casusanalyse van het artikel, over het hoofd gezien, ondanks relevante literatuur over dit onderwerp.

Mennen e.a. presenteren een casus van een jong meisje met onverklaarbare buikklachten, die na verschillende behandelingen, waaronder EMDR, CGT, mindfulness en het gebruik van sertraline, vermoeidheid, anhedonie en suïcidale gedachten kreeg. Dit roept vragen op over de reden achter het voorschrijven van sertraline en of dit in lijn was met de richtlijnen.

Na uitdrukking van suïcidaliteit volgde een gedwongen opname en de voorschrijving van fluoxetine, olanzapine en quetiapine, wat leidt tot verdere vragen over de rationale achter deze behandelingen en de toepassing van polyfarmacie, gezien de risico's op verergering van depressie en suïcidaliteit.

Vervolgens leidde een reeks veiligheidsmaatregelen tot een versterking van de suïcidale identiteit van het meisje, zonder ruimte voor de ontwikkeling van een gezonde identiteit. Deze aanpak resulteerde in een zes maanden durende gedwongen opname en dwangmedicatie. Dit roept vragen op over de monitoring en afbouw van de medicatie.

De behandeling werd voortgezet met de toevoeging van fluvoxamine en ECT, wat geen resultaat opleverde. Een meer op autonomie gerichte benadering leidde tot een verbetering, waarbij de patiënte de suïcidale intrusies onder controle kreeg, maar desondanks depressief bleef. Dit leidde tot aanmelding bij het Expertisecentrum Euthanasie, maar ook tot een behandeling gericht op activatie en acceptatie van suïcidale intrusies. Deze resulteerde in een verbeterde levenskwaliteit, ondanks aanhoudende somberheid en lijden.

Ik concludeer dat het artikel een waardevolle reflectie biedt op de impact van vrijheidsbeperkende interventies en autonomieverlies op suïcidaliteit, maar ik mis een kritische evaluatie van psychofarmacologische interventies. Door te pleiten voor een model van subtypen van suïcidaal gedrag, suggereren de auteurs een aanpak voor gepersonaliseerde diagnoses en behandelingen. Echter, zonder de erkenning van iatrogene suïcidaliteit als mogelijk vijfde subtype, blijft het model onvolledig. De casus onderstreept het belang van terughoudendheid en zorgvuldige monitoring bij het voorschrijven van psychofarmaca, vooral bij kinderen, en roept op tot een kritische heroverweging van onze benadering van behandelingen die suïcidaliteit kunnen verergeren.

 

Literatuur

1        Mennen KHJE, Rasing SPA, de Winter RFP, e.a. Diagnostiek en behandeling van suïcidaliteit; een kwestie van maatwerk. Tijdschr Psychiatr 2024; 66: 101-6.

2        Kattouw E. Wie is er nou eigenlijk gek? De cliënt, de psychiatrie of de maatschappij? Utrecht: Uitgeverij De Graaff; 2022.

 

Deze ingezonden brief is inclusief reactie van de atuers van het originle artikel te lezen op: https://www.tijdschriftvoorpsychiatrie.nl/nl/artikelen/article/50-13331_